De discussie is, voor zover ik er kennis van heb kunnen nemen, al een beetje geluwd. Ik bedoel de discussie over de vraag of een auteur met de statuur (en de gestalte) van Adri van der Heijden, pardon: A.F.Th. in staat moet worden geacht de liefde tussen twee vrouwen op geloofwaardige wijze in een roman gestalte te geven. Opgelucht kan ik melden dat ik het ook niet weet, hoewel het volgens mijn water misschien wel gewoon echte liefde kan zijn, en daar heb ik dan weer wel enige ervaring in. Adri maakt het zich niet eens erg gemakkelijk; de vrouwen in zijn nieuwste roman Stemvorken zijn niet lesbisch van huis uit, zijn halverwege de veertig en ze hebben allebei met dezelfde man een min of meer lange ook seksueel getinte relatie.
Het is wel letterlijk liefde op het eerste gezicht en de herhaaldelijk ronduit plastische beschrijving van het daarop volgende liefdesleven neemt het leeuwendeel in beslag van het boek van over de 880 pagina’s. Hij schrikt nergens voor terug, niet voor het kleinste vlekje lichaamssappen in lakens en niet in niet mis te verstane omschrijvingen van primaire, secundaire en nog andere geslachtskenmerken van Corinne – voormalig gevierd fotomodel in wie ik Corine Rotschäfer zou herkennen, maar dat is een wilde gok – en de echtgenote van Albert Egberts, die wij uiteraard kennen uit de diverse romancycli waar Van der Heijden aan werkt, Zwanet Vrauwdeunt.
Wat ik er veilig van kan zeggen: soms bekroop mij de gedachte dat de beschrijving van handelingen en tekst van de twee volop vrijende vrouwen toch ietwat zakelijk, zeg maar rustig kil en mechanisch overkomt. En in ieder geval weinig opwindend.
Dan zijn we meteen bij de tweede verhaallijn van het boek, die over Pijkel. Ze is een vrouw die aan waanvoorstellingen lijdt, waartoe ze kennelijk is gekomen nadat ze als dompteur in een circus bijna door een stel tijgers is gedood. Vrauwdeunt komt met haar in contact (en probeert haar te helpen) doordat zij in haar functie van werknemer bij de Ongediertebestrijding van de gemeente Amsterdam een huis betreedt dat een heftige lijkengeur verspreidt. Er ligt dan ook een nogal ver vergaan lijk. Is die man vermoord?
Ik zal er wel te dom voor zijn, maar het verband tussen die twee verhalen wil maar niet tot me doordringen.
Corinne (Rinse Rinne, Rinneke, etc) en Zwanet bedrijven dus de liefde waarbij stemvorken (zowel zelfstandig naamwoord als werkwoord) een van de houdingen beschrijft die kan leiden tot wederzijds orgasme en tevens gelegenheid biedt elkanders tenenkaas te nuttigen. Ik wens u een smakelijk etensmaal.
Intussen ‘ligt’ Corinne in scheiding van haar tot gewelddadigheid neigende echtgenoot, en Van der Heijden maakt dat aspect extra spannend door het Nederlands echtscheidingsrecht aan te passen aan zijn behoeften; voor Corinne en Zwanet wordt het liefdesleven extra spannend doordat Corinne bang is door het plegen van overspel haar kans op alimentatie te verkleinen (terwijl de Nederlandse wet als enige echtscheidingsgrond ‘duurzame ontwrichting’ erkent.)
Maar ach, wat zeur ik toch allemaal.
Stemvorken is namelijk weer een schitterende roman die mij enkele malen aan hoogtepunten uit het werk van Salman Rushdie deed denken, maar vooral, schrik niet, aan Ulysses van James Joyce. Dat voornamelijk door de soms plotseling optredende uitweidingen over geheel andere onderwerpen die de auteur blijkbaar bezighouden. Ik noem zijn schitterend geschreven stuk over de Spullenbaas, alias het kapitalisme, dat bezig is de wereld onomkeerbaar naar de ratsmodee te helpen.
Van der Heijden heeft de smaak te pakken. Hij schrijft doorgaans aan meerdere romans. Daarin staat dat Stemvorken zal worden vervolgd door een roman met de titel: De Venus van Mierlo.
Brabantse wortels zijn lang.
______