Nogmaals, ik ben geen psychiater. Nooit geweest ook. Sterker nog, ik heb qua mensenkennis wel een stevig de plank misgeslagen.
En zo heb ik zitten kijken naar de kwartiertje Nieuwsuur gisteravond. Mariëlle Tweebeeke in grote vorm, zoals maar zelden, Mark Rutte gewoon zoals altijd. ‘Kom maar op met je vragen, hoeft ook niet want de antwoorden draai ik gewoon af zoals ik dat al tien jaar met veel succes doe.’
Tweebeeke staat 1-0 achter.
Maar ze komt terug, en hoe.
Enkele keren, twee of drie keer, valt ze de man tegenover haar ruw in de rede, inhoud daarvan (ik citeer niet letterlijk) ‘ja, leuk die kletspraatjes van je, maar we hebben maar een minuut of twintig en in die tijd wil ik welk raak schieten.’
De reactie van Rutte daarop is een- en andermaal exact dezelfde. Niet gramstorig de hand opsteken. Niet zeggen: ‘Mag ik mijn zin even afmaken?’ of zelfs ‘Ik word niet graag onderbroken, dus ik spreek even uit.’ Welnee.
Hij onderbreekt abrupt zijn betoog en kijkt vriendelijk lachend op uit zijn inzichzelfgekeerdheid – hij zegt nog net niet zijn illustere voorganger J.P. Balkenende na: ‘U kijkt zo lief’, maar hij trekt er wel dat gezicht bij, iets van ‘nou doe maar even dan, zegt u het maar, dan kan ik straks gewoon verder waar ik gebleven was.’
Hij wrijft intussen denkbeeldig de handen, zijn brein mompelt: ‘Mijn kiezers zijn nette Nederlandse mensen, die vinden haar weer zo’n brutale journalist, een vrouw nog wel, en die onderbreekt zomaar onze grote Mark Rutte terwijl hij het voor ons zit op te nemen.’
Wie inmiddels goed luistert haalt uit de woorden van de fractievoorzitter van de VVD datgene dat iemand met enig inzicht in politiek en met enige mensenkennis de korte samenvatting: ‘Er moet kennelijk iets veranderen, ik begrijp totaal niet wat eigenlijk, ik heb met mijn doctrines al tien jaar succes als premier, ik win elke verkiezing. Maar goed, misschien krijg ik er nog meer stemmen bij als ik van alles beloof dat ik niet waar kan en zal maken, zoals zo vaak’.
Dus als Tweebeeke zegt: ‘Goed, dat was dus allemaal het verleden, maar wat mogen we dan verwachten van de toekomst, met uw vierde kabinet?’ Dan haalt hij toch opgelucht adem – voor je het weet heb je weer eens geroepen dat je je een of ander niet kunnen herinneren – en laat zich ontvallen: ja, dat is gemakkelijke gedeelte, maar toch nog even…’ Want het betoog is spijkerhard, dat moet er helemaal uit, dat is de basis van het succes.
En dan komt het toch nog, alles wat we al wisten: geen dichtgetimmerd regeerakkoord, geen handjeklap met de coalitiepartners op maandagochtend, er komt een nieuw bestuursorgaan dat moet opletten of de mens wel centraal blijft staan in het regeringsbeleid – alsof we daar de ombudsman niet voor hadden – en intussen hoor je Rutte niet zeggen wat beslist geheim moet blijven, namelijk dat er na maandagmorgen nog dinsdag, woensdag en donderdag zijn, zaterdag pianospelen, zondag corona en dan weer dinsdag etc. En twitteren, whatsappen en sms’en mag natuurlijk ook op maandagmorgen.
Leugens blijven inmiddels onvermijdelijk. Hij had met zijn boezemvriend Omtzigt al jaren een hartelijke relatie, hij belt hem vaak, hij gaat dezer eens goed met hem praten en dan komt het in orde.
In de krant staat vanmorgen dat Rutte inderdaad een sms’je naar Omtzigt heeft gestuurd. Vlak voor Nieuwsuur.
En tot slot nog even Omtzigt: die speelt ook een eigen spelletje waar het land en de mensen in het land absoluut geen profijt van zullen hebben. Hoogstens nog een partijtje erbij in de Tweede Kamer: het achttiende.
_________