Het is alweer vele jaren geleden dat ik eens las over een bijzondere industrie in China: het kopiëren van westerse kunst, met name schilderijen, en daarin weer de bekendste werken van Vincent van Gogh, voor verkoop in westerse landen. Het leek een lucratieve business, hoewel de kenners van kunst enerzijds het kopiëren een bedenkelijke activiteit vonden, en anderzijds erop wezen dat de vaardigheid van de Chinese schilders bewondering verdiende, maar dat dat niet betekende dat het kopiëren in het algemeen niet erg goed lukte.
Dat vinden de schilders zelf ook, merkte ik onlangs, toen ik de documentaire China’s Van Goghs van regisseur Haibo Yu zag.
De film valt midden in het verhaal. We zien de werkplaats en het magazijn van Xiaoyong Zhao in het ‘dorp’ – naar onze begrippen een reusachtige metropool – Dafen in de buurt van Hongkong. Stel je voor: een enorme chaos van te drogen hangende of opgerolde schilderijen, rondslingerend materiaal voor lijsten en ramen, tafels vol kwasten en verf, zwakke verlichting, een rij schilderijen waaraan, bij zwak licht, gewerkt wordt. En weaar de schilders tussen de schilderijen slapen. Er zijn, zegt de voice over, twintigduizend van die schilders in Dafen, allemaal verdeeld over dit soort werkplaatsjes.
De schilders hebben allemaal, zo te zien, een vaardige penseelvoering. Al is de ‘streepjestechniek’ van Van Gogh wel erg slaafs opgevat, mist de ‘toevalligheid’ die de getormenteerde schilder er zelf ongetwijfeld in had gelegd. Ook zag ik, net als jaren geleden, dat de schilderijen van de zelfportretten van Van Gogh eigenlijk nergens op leken en naar de andere tophit, de Zonnebloemen, werd met de pet gegooid. De aardappeleters leken verdacht veel op Chinezen.
Zhao is de eigenaar van de zaak, houdt de schilders streng bij de les en speelt met de gedachte zich ook dat hij misschien wel een echte kunstschilder naar westers model is. Daarom zou hij zich meer willen inleven in Van Gogh, niet om een epigoon te worden met eigen werk, maar hem beter te kunnen kopiëren. De schilderijen die hij nu kopieert, dag in dag uit, heeft hij uit een of ander boek en hij vermoedt dat met name de kleuren daarvan niet kloppen.
Hij komt dus op het idee om naar Amsterdam te gaan, om de werken van Van Gogh in het echt te zien. Het is wel erg duur, zegt zijn vrouw, maar uiteindelijk gaat hij toch.
Amsterdam is een grote teleurstelling. ‘Ik dacht dat het een grote stad zou zijn, zegt Zhao, als hij voor het Centraal Station staat. ‘Hoge gebouwen en zo.’ Maar ja, in de grote wereld grote steden beginnen bij tienmaal zo groot als Amsterdam.
En het is nog niet voorbij. Even later doet Zhao een verbijsterende ontdekking: hij had verwacht dat zijn schilderijen te koop hingen in een mooie galerie, maar ze blijken te hangen in een slordige souvenirkraam op het Museumplein. En nog erger: hij krijgt er 65 euro per stuk voor, de Nederlandse importeur, een originele rode barbaar ook nog, verkoopt ze voor 500 euro. Zhao lijkt het, bedremmeld, te accepteren. Wat hij zich niet realiseert is dat zijn Nederlandse relatie een ordinaire handelaar is en geen kunstkenner, en evenmin dat de gemiddelde toerist totaal niet opmerkt hoe gebrekkig de Chinese kopieën zijn.
Dan gaat hij het Van Gogh Museum in, we zien er maar een glimp van: Zhao, stilletjes starend naar een bekend zelfportret van Van Gogh. Hij moet wel constateren dat wat hij in het verre China daarvan bakt er volkomen naast zit, om te beginnen al qua formaat: het origineel is maar een klein doekje. In Dafen zie je allerlei formaten.
Maar Zhao zegt nu niks, je zou kunnen vaststellen dat hij ietwat bedrukt kijkt.
Daarna is hij ineens in Arles, Zuid-Frankrijk, waar hij enigszins opgelucht ziet dat zijn kopieën van het schilderij Caféterras aanzienlijk beter zijn.
Tenslotte bezoekt hij in Auvers-sur-Oise de graven van Vincent en zijn broer Theo, en brandt daar, bij wijze van wierook, vier sigaretten. Hij hurkt naast het graf, hij voelt, zegt hij, de nabijheid van Vincent.
Daarna zien we Zhao weer in China. Meer dan ooit wil hij Vincent eren door hem te kopiëren. Maar hij lijkt zich minder zeker van zijn zaak te voelen…
_______