Uit de tijd dat ik ‘redacteur gezondheidszorg en onderwijs’ was op de krant ken ik een paar ontnuchterende feiten, opgetekend uit de mond van destijds te goeder naam en faam te boek staande medici. Namelijk dat het belangrijkste wapenfeit van de medische ‘wetenschap’ in de laatste honderdvijftig jaar de aanleg van waterleiding en riolering is geweest en dat het succes van die wetenschap vooral te danken is aan het feit dat ongeveer de helft van de aandoeningen vanzelf overgaat. Waarmee meteen ook het succes van de natuurgeneeskunst verklaard is.
Begin november van vorig jaar, kort voor mijn 82ste verjaardag, werd ik getroffen door een nogal ingrijpende aandoening. In de loop van enkele dagen ging ik steeds spectaculairder hoesten, ik blafte uiteindelijk elke morgen zowat de longen uit mijn lijf; bovendien werd ik al even spectaculair kortademig, van enkele meters lopen was ik volstrekt buiten adem. Dat ging uiteraard ook gepaard met onwaarschijnlijke vermoeidheid die weliswaar per keer snel over ging, maar die me niettemin veranderde in een wrak.
‘Corona!’ riep de huisarts; ze is de dochter van de huisarts die we veertig jaar hadden gehad en die nog had behoord tot de zeldzame exemplaren in de beroepsgroep die feilloos (nou ja, vrijwel feilloos) wist af te gaan op zijn intuïtie. Gezien het feit dat ik niet eens verhoging had gehad (en nog niet heb) geen griepverschijnselen en geen reuk- en smaakverlies, was het misschien toch géén covid-19; haar onderzoek leverde daarom op: het lijkt wel astma. Ik kreeg een pufje mee.
We zijn nu vijf maanden later. De symptomen zijn de afgelopen dagen snel minder geworden – ik denk door het warme weer – ik ben intussen vier- of vijfmaal bij de huisarts geweest, ik heb drie cardiologen gesproken waarvan twee stuks een stuitende demonstratie van gebrek aan belangstelling toonden – de een zei: ‘ja, dat hoestje van u, daar kan ik niks aan doen’, en de andere ‘u hebt geen conditie, gaat u maar een uur per dag wandelen en kom over vier maanden terug.’
Ik ben tweemaal getest voor covid-19 (beide negatief) er is gekeken of ik antistoffen in het bloed had (negatief). Er zijn drie echo’s van het hart gemaakt waarvan een met een slecht functionerend apparaat, tweemaal röntgenfoto’s zonder mij bekend resultaat, drie ECG’s en een CT-scan – de derde cardioloog zag daarop ook de longen en verschijnselen aldaar die opnieuw wezen op nasleep van covid-19.
Tijdens een van de bezoeken aan de huisarts stuurde die mij wegens zeer lage bloedgaswaarde naar de Spoedeisende Hulp. De bloedgaswaarde leek daar minder slecht, maar omdat ik toch daar was wilde men wel iets proberen te doen aan de kortademigheid. De op de Spoedeisende Hulp gemaakte derde röntgenfoton leverde op: vocht achter beide longen.
Plaspillen leidden in de weken daarna tot verbetering van de toestand.
De vierde cardioloog, een goede kennis van de huisarts, keek op haar verzoek nog eens naar mijn doopceel en stelde vast: het hart is min of meer in orde. Maar wat was er toch met de longen aan de hand? Goede resterende vraag van de huisarts, die dus een longfunctieonderzoek bestelde.
Vrijdag belde ik de longpoli om voor dat onderzoek een afspraak te maken. ‘Rekent u maar dat u over een half jaar aan de beurt bent.’
Ik zou via een mij bekend geitenpaadje kunnen proberen elders een voorkeursbehandeling te krijgen, maar dat gaat me toch te ver.
Bovendien: bij nader inzien, zie boven, gaat de helft van alle aandoeningen toch vanzelf over? Dat lijkt me nu een grotere kans dan dat ik covid-19 krijg, waar ik bovendien inmiddels tegen ingeënt ben.
Ik heb dus maar besloten dat het een vrolijke en kerngezonde zomer wordt. En dat daarna, in september, mijn longen inderdaad gezond worden verklaard.
________