Daar heb je het referendum weer.
In Nederland kennen wij één referendum, en dat speelt zich ditmaal af op 17 maart aanstaande, Deo en Covid volente uiteraard, Voor wie dit onvoldoende informatie is: de vierjaarlijkse rechtstreekse verkiezingen voor de samenstelling van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Aan die verkiezingen mag iedereen deelnemen, zowel actief als passief, al zijn er wel een paar (min of meer logische) beperkingen. Zo mogen kinderen van onder de 18 jaar niet meedoen en politieke partijen moeten aantonen gesteund te worden door een aantal kiesgerechtigden en ook een geldbedrag storten dat ze niet terugkrijgen als het niet lukt één lid in de Tweede kamer gekozen te krijgen. Voor één zetel zijn momenteel 80.500 geldig uitgebrachte stemmen nodig. Het staat de kiezer vrij op een persoon op de kieslijst te stemmen, dan wel op diens partij. De aldus gekozen Tweede Kamer blijft in principe vier jaar zitten.
De taak van de Tweede Kamer is: te controleren en eventueel te corrigeren wat de regering doet die, om het land regeerbaar te houden, kan rekenen op een meerderheid in het parlement. Als de regering iets doet waar de Tweede Kamer het in meerderheid niet mee eens is, kan ze worden weggestuurd en meestal volgen er dan nieuwe verkiezingen.
Verkiezingsuitslagen kunnen wat vaag uitvallen. Het is bekend dat er kiezers zijn die stemmen op de grote bek van een kandidaat, of op diens haardracht of schoenenvoorkeur, zijn of haar jongensachtige joligheid, zijn of haar uitgesprokenheid in het debat. Uiteraard let menigeen ook op de vaardigheid en kundigheid van het aanstaande Kamerlid. Een deel van het electoraat laat zich vooral leiden door het programma van de partij waarvoor de kandidaat op de lijst staat – waarbij het gebruikelijk is dat bij lange na niet alle programmapunten zullen aansluiten bij de leefwereld van de kiezers.
Kort samengevat: op die manier kan het beleid van de regering op deskundige wijze worden gecontroleerd en desgewenst bijgesteld; een bijkomend groot voordeel van dit systeem is dat voor niet elk wetsontwerp weer verkiezingen georganiseerd moeten worden. Om te voorkomen dat evident ondoordachte ontwerpen – zoals wijzigingen in de Grondwet – door de beide Kamers gejast worden, moet voor de definitieve vaststelling van het wetsontwerp een nieuwe Tweede Kamer worden gekozen en daarna ook nog voor het wetsontwerp een tweederde meerderheid worden gevonden.
Invoering van een bindend correctief referendum is bedoeld om, kort samengevat, het volgende te bereiken: een bepaalde groep kiezers is het niet eens met een door een meerderheid in de beide Kamers der Staten-Generaal aangenomen wetsontwerp van de regering. Onder bepaalde voorwaarden kan die groep een referendum aanvragen, waarvan de uitslag bepaalt of het wetsontwerp aangenomen, gecorrigeerd of alsnog verworpen wordt.
Het is zonneklaar dat dit een hoogst fundamentele verandering van ons democratisch bestel is. Het parlement kan daardoor, extreem gesteld, vast te zitten aan de leiband van een kleine minderheid van de kiezers.
Kleine minderheid?
Bij de schaarse referenda die in Nederland zijn gehouden is gebleken dat de opkomst doorgaans matig is, aanzienlijk kleiner dan die voor de Tweede Kamer. Bij het referendum voor de zogenaamde Europese Grondwet en al helemaal bij het referendum over het handelsverdrag van de EU met Oekraïne is gebleken dat grote delen van het electoraat niet op kwamen dagen en van degenen die wel stemden er maar weinigen op de hoogte waren van de aard van het onderwerp; mede dankzij dat laatste was het voor de altijd wel aanwezige politieke hooligans en andere tinnegieters een ideale voedingsbodem voor het ontplooien van brede panorama’s van complotdenken die er bij het electoraat, laten we maar zeggen niet stuk voor stuk even deskundig op juridisch, economisch, financieel of, inderdaad, politiek gebied, ingingen als koek.
En zo kon een kleine minderheid van ongeveer 18 procent van het electoraat het handelsverdrag van Oekraïne verwerpen – stel je eens voor dat het hier een bindend correctief referendum had betroffen.
Ik hoef trouwens de hele uittrede van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie maar even in herinnering te brengen, om duidelijk te maken hoe referenda het land kunnen veranderen in een voor het binnenland onstabiele en voor het buitenland (economisch en politiek van het grootste belang) onbetrouwbare staat.
Ik lees nu in het programma van de Christenunie: ‘Er komt een bindend, correctief referendum met een uitkomstdrempel in lijn met adviezen van de Raad van State: de uitslag is alleen geldig als de winnende meerderheid tenminste de helft van de kiesgerechtigden omvat bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen.’ De cursivering is van mij. Deze voorwaarde is geaccepteerd bij de behandeling in de Eerste Kamer van gisteren. Het zou betekenen dat bij een dergelijk referendum iets meer dan zes miljoen stemmen vóór verwerping van de al aangenomen wet uitgebracht zouden moeten worden.
Dit betekent dan ook dat het bindend correctief referendum er wellicht gaat komen, maar dat het een wassen neus zal blijken en een zinloze exercitie, een onzinnig bukken voor de populistische tendensen van het electoraat dat nooit een concreet resultaat zal opleveren. Van boven genoemde referenda zou onder deze voorwaarden immers er geen enkele ook maar bij benadering een ‘ja’ hebben opgeleverd.
______