Nee, dan de jaren zestig, zeventig en tachtig, tóen hadden we pas relletjes.
Ja hoor opa.
Wilma de Rek herinnert er in de Volkskrant van vandaag aan – tegenwoordig kun je gewoon op de bank zitten en live zien wat er gebeurt. Gevolg: probeer maar eens een overzicht terug te vinden van wat er werkelijk gebeurde, bijvoorbeeld om een boek over te schrijven.
Een boek, wat is dat, kun je dat eten?
Laat me even uitpraten.
Wilma haalt er een boek van Adri van der Heijden uit 1983 bij, genaamd De slag om de Blauwbrug, dat zich afspeelt op 30 april 1983, tijdens de krakersrellen van die dag, waarop Beatrix werd gekroond, oh, pardon: ingehuldigd als de nieuwe koningin van Nederland & Koloniën; geen woning, geen kroning en daar gingen de tegels en de verkeersborden. Prachtig, zo’n ooggetuigenverslag van de begenadigde romancier.
Moment: in 2003 verschenen ‘dagboekfragmenten’ van Van der Heijden; die beschrijft inderdaad wat hij zag en hoorde op 30 april 1980 – maar dat wel ded vanuit zijn hotel in Positano, aan de Amalfikust in Italië. Drie jaar verscheen het levensechte verslag dat hij schreef over die dag in 1980.
De Rek concludeert dat de werkelijkheid soms heftig kan zijn, maar de verbeelding is altijd beter.
Ik haal dit allemaal aan niet om dat laatste. Terzijde: dat Van der Heijden op die datum in Italië zat is niet zo verwonderlijk als het lijkt: hij had toen net zijn debuut, Een gondel in de Herengracht geschreven, onder het pseudoniem Patrizio Canaponi.
De Rek haalt Van der Heijden aan waar hij schrijft dat zijn romanfiguur Albert Egberts zich laat meezuigen richting Dam, te midden van de stoet van demonstranten, en dat is een opmerking die toont hoe AFTh zich kan inleven in ongebruikelijke situaties.
Precies tien jaar eerder, op 30 april 1970, omstreeks 13.00 uur was ik net met de trein aangekomen op Amsterdam Centraal en te voet onderweg naar een adres waarvan de naam mij ontschoten is, maar waar enkele kopstukken van de beweging Man, Vrouw, Maatschappij, onder wie Ageeth Scherphuis mij opwachtten, met het oog op een artikel in het Limburgs Dagblad, dat toen, als een van de eerste kranten in Nederland, onder mijn leiding, veel aandacht besteedde aan onderwerpen als feminisme, anti-autoritaire opvoeding, het recht op abortus, aan euthanasie, popfestivals, krakers en langharig werkschuw tuig. (Dat waren de redacteuren van de krant grotendeels ook, and proud of it.)
Toen ik, wandelend over het linkertrottoir van het Damrak – en al had gehoord en gezien dat er nogal wat rumoerig volk aanwezig was op de Dam – en op de hoek bij De Bijenkorf ietwat verder links aan wilde houden, werd ik zowat omver gereden door een motor met zijspan die de hoek om kwam, waarin en -op twee politiemannen in leren jas, een van de twee gewapend met wat toen een lange lat heette, die hij met felle slagen hanteerde. Hij miste me op een haar, en ineens, zie boven, voelde ik me meegesleurd in de mêlée, zag ik hoe er ook agenten te paard rondgaloppeerden die rake klappen uitdeelden en zelfs moeders met kinderwagens niet ontzagen; en voor ik het me realiseerde scandeerde ik me de brullende menigte mee: Dit! Is! Het! Begin! Wij! Gaan! Door! Met De Strijd!
Gelukkig had ik nog een stemmetje in mijn hoofd dat vermanend sprak: je hebt om half twee die afspraak, denk je daaraan?
En ik dacht daar aan. Van het interview herinner me weinig, van de terugreis ook en het verhaal dat ik erover schreef kan ik niet terugvinden. En ik schreef over die gedenkwaardige dag geen roman.
Maar ik heb sindsdien nog vaak gedacht hoe gemakkelijk je je laat meesleuren als er te matten valt met de politie.
________
Laatste reacties