Ik kan me niet eens herinneren of ik me sinds het bestaan van dit weblog heb drukgemaakt over enig afgelopen jaar. Ik heb geen zin om het na te zoeken, al zou dan nauwelijks moeite kosten. Als ik het al gedaan heb weet ik de inhoud: een verplicht nummertje na een jaar als alle andere waarin alles zich heeft afgespeeld zoals redelijkerwijs te verwachten viel.
Achteraf zou je dat misschien ook wel van het jaar 2020 kunnen zeggen. De Heere verhoede dat we binnenkort een jaar meemaken waarin we met heimwee denken aan het onschuldige pandemietje van 2020 als iets waarvoor we, achteraf bezien, gekozen zouden hebben als we, pakweg, daarvoor hadden kunnen kiezen in plaats van het afgrijselijke 2023 – als er al na de pandemie van dat jaar nog mensen over zijn om blogs te schrijven en/of te lezen.
Of misschien zullen we niks geleerd hebben: ach jee, een pandemie, zeg farmaceut, ik neem aan dat je over zes weken wel een werkend vaccin voor elkaar hebt? Hoezo niet? Je wordt er toch dik voor betaald?
We hebben in 2020 echt veel geleerd. Of hadden kunnen leren.
Bijvoorbeeld dat het gevaarlijk en dus niet verantwoord is om veel dieren bij elkaar te houden.
Bijvoorbeeld dat het echt waar is dat je van de luchtvervuiling, door wie of wat dan ook, af kunt en ook moet, om lucht te kunnen inademen zoals lucht bedoeld is. (Dat er een pandemie voor nodig was om dat tot jullie botte harses te laten doordringen is dan weer een wegzakkertje, dat mijn hele redenering ondermijnt.)
Nou goed. Dapper voorwaarts.
Wat nog meer, eigenlijk?
Alleen maar kommer en kwel.
Bijvoorbeeld: een kind van twee jaar doet de ogen dicht of kruipt onder een deken en weet dan: ik ben onzichtbaar. Ja, een kind van twee doet dat, maar een volwassene toch niet? Dat zijn, zo is gebleken, meerdere misverstanden tegelijk. Bijvoorbeeld: het is gebleken dat volwassenen niet bestaan en in hun basale reacties niet verschillen van tweejarigen. Een stelling die kort als volgt is samen te vatten: Virus, virus? Waar is dat virus dan? Ik zie niks!
Ook: de simpelste smoesjes zijn te bedenken om uit te komen onder voorzorgsmaatregelen tegen besmetting door een om zich heen grijpend virus. ‘Ja maar, ik heb huidhonger’. ‘Ja maar, ik móet knuffelen’. ‘Ja maar ik wil Kerstmis met zijn negentigen en een kalkoen’. ‘Ja maar ik moet naar een festival’. ‘Ja maar, ik moet feesten.’ (die lijst kan veel langer.)
Let wel: huidhonger bestond op 1 maart 2020 nog niet, Kerstmis met veel mensen en een kalkoen kenden we tot 2020 alleen van overdreven Amerikaanse films, vijftig jaar geleden bestonden festivals helemaal nog niet, net zo min als de feesten die hier bedoeld worden – orgiën van seks, drugs en rock ‘n roll. Het is nog niet zo lang geleden dat eenvoudig cafébezoek niet als beschaafd werd beschouwd; menigeen zal zich herinneren dat het elkaar aanraken zelfs tussen familie- en gezinsleden (laat staan knuffelen) absoluut niet de bedoeling was.
Allemaal al eens gezegd, afgelopen jaar. Eh, het aflopende jaar.
Laten we er nog van genieten, zolang als het kan.
Na 19 januari wordt alles weer normaal.
Terwijl de gezondheidszorg drastisch verbeterd zou moeten worden, compleet met een reservistenleger met uitrusting voor besmettelijke uitbraken. Compleet met een politiemacht die toegerust is op geboefte dat maar moet voelen als het niet wil luisteren. Drastische herziening van land- en tuinbouw. Grootscheepse bewaking tegen potentiële ziekteverwekkers. Verbod op onnodige vliegreizen. (Dat zijn ze bijna allemaal.)
Dat en nog veel meer hadden we kunnen leren van 2020.
Maar denk je dat dat echt gebeurd is?
Ja? Nou ja. Optimisme kan soms heel gezond zijn.
_______
Laatste reacties