Kleinzoon van 5 jaar heeft flink geholpen met blad ruimen in de tuin, hoewel het iets efficiënter had gekund.
We staan in de plantenkas, waar de knalrode geraniums nog vrolijk staan te bloeien. ‘Dat zijn rozen,’ zegt hij gedecideerd. Moet ik dat zo laten of moet ik corrigeren? Te laat. Ik heb het al gecorrigeerd. Of en hoe dat bij hem aankomt, raadselachtig blijft het.
Dan staan we buiten de kas, hij kijkt er naar en vraagt dan ‘Opa, heb jij dat zelf gebouwd?’ Het antwoord is kortweg ja, ik ga hem niet uiteenzetten dat ik dertig jaar geleden met enige moeite in mijn toenmalige camper een bos stalen onderdelen van voormalige professionele kassen uit België heb gehaald en een hoeveelheid Stegdoppelplatten bij een fabriek van die dingen en dat alles heb samengeknutseld tot een plantenkasje waar inmiddels van alles op plantengebied is geknutseld. Met als hoogtepunt de muskaatdruif die de laatste jaren steeds een kilo of tien smakelijke druiven levert.
Het antwoord is trouwens voldoende, hij gaat weer aan de slag met wat blad hier en daar.
En intussen sla ik aan het denken.
Hoe komt hij tot die vraag? De aanleiding zal toch niet zijn dat hij denkt: het ziet er zo krakkemikkig uit, hij zat dal wel zelf geknoeid hebben?
Welnee.
Zo’n kind heeft nog nooit iets zien bouwen, neem ik aan – ja, misschien met een computerspel, maar kinderen zien wel degelijk het verschil tussen spel en werkelijkheid. Hij weet misschien niet eens dat je zoiets zou kunnen bouwen. Ook nog eigenhandig. Kinderen gaan er toch vanuit dat hun hele omgeving altijd bestaan heeft en ook zal blijven bestaan?
Waarom stelt hij dan die vraag: ‘Opa, heb je dat zelf gebouwd?’ Hoe langer ik erover nadenk, hoe gekker ik het ga vinden.
Iemand een serieus antwoord?
_______