Gaan jullie gezellig nog even verder met uitdiepen van het filosofisch-pandemisch-kosmisch probleem Famke (spreek uit Femke) dan ga ik verslag doen van het huismuizenfront.
Gisteravond sloop er eentje de woonkamer binnen via de op een kier staande schuifdeur. Ja, het wordt een beetje kil buiten en dan wil zo’n muis nog wel eens een risico nemen, voor wat warmte en gezelligheid, of misschien is het er wel eentje van hashtag ik doe niet meer mee, voor een muizenverstand lijkt me dat ook een plausibel standpunt.
We waren met zijn drieën en besloten, met name op instigatie van het enige aanwezige vrouwelijke familielid (Djamila) dat moord eiste, de jacht in te zetten.
Ik zal niet breed uitweiden, maar al snel werd duidelijk dat het gebruik van de elektrische vliegenmepper geen soelaas kon bieden en bovendien een groot nadeel had: het zou een heel gemartel worden en gezien de beharing van een muis ook nog behoorlijk gaan stinken.
Een heel gemartel, want de ervaring leert inmiddels dat bijvoorbeeld wespen van enig formaat bij de eerste klappen van de elektrieke mepper alleen even bewusteloos raken en pas na lang aandringen aan de tralies van de mepper vastkleven en dan inderdaad de geur van brandend plastic verspreiden.
Men moet, anderszijds, wat over hebben voor de medemens, dus moest het over een andere boeg.
Het draaide uit op een ingreep met behulp van een glazen bijzettafeltje, de boekenkast, wat stukken karton en een kartonnen doos.
Wat een verzetshelden zijn muizen toch! Het dier, met die onmogelijk kleine zwarte kraaloogjes, rende stoer heen en weer in de inmiddels bijna hermetisch afgesloten val, probeerde ook nog even tegen het glas op te klimmen – hij kwam nog behoorlijk hoog – en besloot toen zijn instinct te volgen en de donkerste plek op te zoeken, te weten de kartonnen doos.
Die snel dicht geduwd, opgepakt en aan de voorkant van het huis de muis er uitgeschud op het gazon van de buren, waar hij een enorme sprint trok dan wel er als een speer vandoor ging, het avondlijk duister in.
Vannacht had ik een wakker moment, zoals elke nacht eigenlijk, en ik mijmerde nog even na over dit avontuur. Was het allemaal wel dier-ethisch verantwoord gegaan? Had dat beest geen eigen woning aan de andere kant van het huis? Vol met hongerige roze kotertjes? Zou hij ooit de weg erheen terugvinden? Met andere woorden: hebben muizen eenzelfde gevoel van oriëntatie als een postduif?
Wij zullen het antwoord nooit te weten komen.
Maar ik denk dat hij gewoon via de eerste de beste openstaande schuifdeur naar binnen is gerend, in de hoop dat daarbinnen een behaaglijke warmte heerste en de bewoners inmiddels voor de tv in slaap waren gevallen. En de roze kotertjes, tja.
Een nieuwe wereld ging alweer voor hem open, voor de tweede keer in luttele minuten tijd.
En ik sliep geheel gerustgesteld ook weer in.