Plotseling moest ik denken aan de Corso bioscoop, naast de Groenestraatskerk in Nijmegen.
(Let op; het accent bij die naam Groenestraatskerk ligt op de laatste lettergreep, en bovendien heet die kerk helemaal niet zo. In mijn tijd, dus ook die van de Corso bioscoop, heette die kerk Antonius van Padua, daarna heeft hij een tijdje Emmaüskerk geheten en tegenwoordig heet hij Heilige Drie-Eenheid, net als nog een stuk of twaalf andere kerken in Nijmegen die samen een soort Nijmeegs-roomsche multinational vormen of zoiets. Ik heb er onlangs nog een leuk telefoongesprek over gehad met een mevrouw die als vrijwilligster het kerkhof van de kerk aan de Groenestraat beheert, het ging over het ruimen van het graf van mijn ouders, ze zei dat ze, net als ik, niet veel had met grafstenen, en uit de toon van het gesprek maakte ik op dat ze, net als ik, ook niet veel met kerken had. Maar dit allemaal ruimschoots terzijde.)
Ik begin opnieuw.
Plotseling moest ik denken aan de Corso bioscoop, in Nijmegen. De naam werd trouwens steevast uitgesproken als de Kúrsow. Achteraf mag je constateren dat je in die bioscoop het eerste jaar van je studie filmologie kon doen. Er draaiden uitsluitend westerns, in Nijmegen uiteraard kojboj-films genoemd, hoewel er ook wel eens Indianen aan te pas kwamen. Roy Rogers – door iedereen uitgesproken als Roy Roogers – was een van de sterren die ik me herinner.
(Er borrelt nu van alles op. Ik probeer me te beheersen.)
De eerste les van de filmologie: de goeien hebben witte hoeden en witte paarden, de slechten zwarte hoeden en dito paarden. In de Corso zaten de leukste jongens op de voorste rij – nekloge – en voorzagen de toen toch al behoorlijk luidruchtige films van eigen commentaar.
En nu kom ik waar ik wezen wilde: als op het ietwat gekreukte witte doek een van de witten een gemene zwarte besloop, maar die zwarte had een handlanger die dat in de gaten had – de meeste films bestonden uit dat soort scènes – riep er altijd wel iemand van de voorst rij: ‘Kiek uut, achter je!’
Die roeper was een primitieve voorloper van de moderne voetbalfan. Zich luidruchtig bemoeien met een voorstelling, een film of een voetbalwedstrijd, zonder dat dat zin of gevolg heeft, is de kern van het fanschap.
Dat dat fanschap sinds jaar en dag voor veel ‘liefhebbers’ van het voetbalspel een voltijds bezigheid is waar ook straatgevechten, openbare dronkenschap, zinloze vernielingen, naaktloperij, dronkenschap en verwoesting van cultureel erfgoed te pas komt, daar hoef ik toch zeker niet over uit te weiden.
En dat ik me een paar maanden geleden in mijn comfortabele fauteuil voor de tv, de koptelefoon op om alles goed te verstaan, keihard op de knieën sloeg toen de minister-president van Nederland met een stalen gezicht zei dat bij hervatting van het voetbalseizoen mét publiek het uiteraard uitgesloten moest zijn dat het publiek daarbij zou juichen en zingen, dat behoeft toch ook nauwelijks betoog.
Hoe primitiever de toeschouwers, hoe meer er gejuicht wordt, en menigeen kent zelfs het clublied van buiten, zoals dat van PSV, dat volgens Theo Maassen bestaat uit het duizend keer achter elkaar ‘Eindhovuh’ schreeuwen op de melodie van het lied ‘Wat doet een pastoor met zijn geld, hij verzuipt of hij brengt het naar de hoe… eh, hoefsmid, beter bekend als de mars The Stars and Stripes Forever van John Philip Sousa – en men laat niet af het te schreeuwen zolang de thuisclub aan de winnende hand is. En ook als dat niet zo is. Men toont de spelers ook wel eens een blote kont.
Daarbij laat men het bier vrijelijk de kelen smeren en ik vrees dat daar tegenwoordig ook nog pilletjes in alle kleuren van de regenboog aan te pas komen.
En dan komt Mark Rutte, zoals bekend de bezitter van het grootste geliek fan de Vismèrt (alster niemand op is) en die zegt: ‘Gewoon je bek houden als je er zit, en naar de wedstrijd kijken en niet schreeuwen.’
Ik vind dat, in dit tijdperk van verruwing en verwoesting, een duidelijke en volledig toelaatbare, zelfs nogal beschaafde opmerking, waarvoor hij geen excuses had hoeven aan bieden.
Maar wat de premier, van wie ik toch ook wel eens opnamen heb gezien tijdens optredens van wat ze in Nederland ‘zangers’ noemen, uiteraard niet begreep is dat het zinloos is die opmerking te maken. Je moet de voetbalfans tot de laatste man in de gevangenis opsluiten voor de duur van de voetbalwedstrijd, er zit niks anders op.
En doe er dan meteen dat klootjesvolk van hashtag ikdoenietmeermee bij, en laat die niet vrij voordat de epidemie helemaal afgelopen is – ik schat omstreeks 2025, en dat vinden ze helemaal niet erg want ze hebben toch niks anders te doen dan de toch al grimmige sfeer in het land verzieken.
________