Het was 16 februari 1963 en het vroor dat het kraakte, zoals dat gebruikelijk was in die tijd. Ik zat in de nachtdienst op de redactie binnenland van De Gelderlander in Nijmegen toen een alarmbericht op de telex binnenkwam (de telex belde dan, een belletje zoals dat van de ijscoboer). Het ANP meldde dat het gebouw van C&A op het Damrak in Amsterdam in brand stond.
Wij hadden een eigen correspondent in Amsterdam, J.W. Hofwijk, een tamelijk bekende journalist die onder andere schreef voor de Katholieke Illustratie en bekend was van zijn reportages uit (toen nog) donker Afrika.
We belden hem en gaven hem de opdracht bij de brand te gaan kijken er vóór 4 uur die nacht nog een verslag door te bellen.
Hofwijk nam de pont over het IJ – hij woonde in Amsterdam Noord – en wandelde naar het Damrak. Ik had daar zelf graag gestaan om het bluswater te zien bevriezen voor het zijn werk kon doen, hoewel het niet meer dan 4 graden vroor; het gebouw brandde volledig uit.
Hofwijk verzamelde zijn informatie, ging terug naar huis, was bij elkaar een uur of vier onderweg, schreef een stukje van een regel of dertig en belde dat door. Omdat de krant feitelijk al ‘gezakt’ was, moest het bericht worden ingekort, er bleven vijf regels over, van samen dertig woorden, op de voorpagina.
Het tarief voor correspondenten was 5 cent per gepubliceerd woord. Hofwijk ontving voor zijn moeite dus één gulden en vijftig cent, en dat was ook in 1963 nog veel minder dan een fooi. Ik meen dat hij daar later nog tegen heeft geprotesteerd, maar de leiding van de krant verwees hem naar de tarieven en dat was dat.
Eva Hoeke, freelancer in Noord-Holland, die een column heeft in het Volkskrant Magazine, schrijft nogal eens over het leed dan freelancers wordt aangedaan. Dat doet zij terecht: er is sinds 1963 hopelijk wel iets, maar niet veel gedaan aan deze misstand. Ook voor vandaag, in haar column voor het Magazine, heeft zij het niet kunnen laten. Waarbij ik ook struikelde over haar denigrerende opmerking over ‘bijklussen voor het clubblad van een bekende grootgrutter’. Als je freelancer bent moet je dat óók werk vinden – commerciële opdrachtgevers betalen vaak beter dan media, is mijn eigen ervaring (van lang geleden).
Waar ik vooral ook over viel was haar opmerking: ‘Een journalist kan maar één, hooguit twee goede stukken per dag tikken’. Ik kan alleen voor mezelf spreken, maar ik vind: dat kan ook anders. Voor de regionale krant waarvoor ik (in vaste dienst, dat wel) dertig jaar werkte was het gedurende een tiental jaren heel normaal dat ik zes dagen per week een hele pagina, toen nog broadsheet en zuinig met foto’s – nieuws en reportage schreef, plus wekelijks een tuincolumn. En daarbij elke dag zeker een uur vergaderde.
Maar hoe dan ook: ik ben het met haar eens dat de freelancer bij de media, enkele uitzonderingen daargelaten – het melkkoetje van het bedrijf is en het zout in de pap maar net, of juist niet, verdient. Je bent een ZZP’er, en het is een schande dat veel mensen zich gedwongen voelen dat te zijn. Je bent grotendeels onverzekerd, je uurtarief of stukstarief slaat nergens op, je wordt als een slaaf behandeld.
Je bent bijna een Roemeense aardbeienplukker.
Het moet echt anders. Maar ja, dan gaat de krant failliet.
________