Hij was de eerste journalist die ik ontmoette op de eerste dag van mijn loopbaan als journalist en daarna dook hij verscheidene keren op, eerst bij de persdienst Grote Provinciale Dagbladen, toen nog in de burelen van de Haagsche Courant, en daarna op de redactie van het Limburgs Dagblad in Heerlen, waar ik hem jaren diende als verslaggever bij de nieuwsdienst. En waar hij zich, toen er een nieuwe hoofdredacteur moest komen, liet ontvallen dat ik daarvoor niet serieus genoeg was.
Gelukkig maar.
Ik heb het over Jan J. Ros, die, inmiddels 95 jaar oud, in Roermond is overleden – vrijdag 3 juli is de uitvaart in Sint Odiliënberg, waar Jan jaren woonde voor hij, weer voor vele jaren, naar Reuver vertrok. Die uitvaart zal ongetwijfeld gepaard gaan met een ouderwetse Hoogmis, want Jan was een klassieke, zeg maar rustig militant ouderwetse katholiek.
Maar laten we beginnen bij het begin.
Het was 1 oktober 1959 toen ik, vers uit militaire dienst, aan de Draafsingel in Hoorn de burelen betrad van de firma Stumpel, uitgeefster van het Noordhollands Dagblad. De eerste die ik daar ontmoette was Jan Ros, toen 34 jaar, chef nieuwsdienst, die mij kort rondleidde, me een paar karweitjes opdroeg en daarna haastig aan zijn belangrijkste activiteit begon: driftig stukjes tikken en onderwijl via de radio afluisteren wat de plaatselijke politie zoal uitspookte.
Zo’n journalist was: hij verliet zich niet op persberichten en officiële mededelingen, hij rukte het nieuws zelf uit de grond en dat zou hij altijd blijven doen. Wel op een heel merkwaardige manier soms. Toen hij vele jaren later chef nieuwsdienst bij het Limburgs Dagblad was, vernam hij van een lezer dat de herfst in aantocht was, al was het pas begin augustus: de lezer had de zwaluwen al zien wegtrekken. Jan maakte er een leuk berichtje op de voorpagina van. Toen ik hem de volgende ochtend via het daklicht van de redactie wees op een hele troep onbekommerd rondzwierende zwaluwen, kennelijk nog niet van plan te trekken, zei Jan: ‘Maar het was toch wel een leuk bericht.’
Met zijn manier van werken, waarbij hij een fiks netwerk aan zegslieden achter de hand hield, heeft hij mij uiteindelijk zelfs een keer volkomen verschut gezet – maar dat vertellen we een andere keer: voor nu van de doden, zoals bekend, niets dan goeds.
Jan Ros – in de wandeling ook wel Jan Paard genoemd, was wat je noemt een eenling. Altijd driftig tikkend, tussendoor telefonerend, geen jongen met wie je de kroeg in ging, zelfs niet iemand die zich graag liet fotograferen – ik heb vele foto’s die ter redactie zijn gemaakt, maar Jan Ros is er niet bij. (De foto bij dit stuk is een ‘still’ uit een video die ik in 1985 maakte op een redactievergadering.)
Als Jan iets deed, deed hij het goed, op zijn minst in zijn eigen ogen. Zo beheerde hij de rubriek met lezersbrieven. Jan hield telefonisch contact met enkele briefschrijvers, waarvan er diverse gerekend konden worden tot de eeuwige dramkonten. (Tegenwoordig allemaal op Twitter.) Maar dat vond Jan geweldig, hij organiseerde bijeenkomsten met de ergste onder hen, die daardoor meenden zelfs recht te hebben op integrale plaatsing van hun brieven vol complottheorieën.
Jan was ook een tijdlang waarnemend hoofdredacteur. Maar een hoofdredacteur pleegt vooral een team aan te sturen, en daar had Jan geen kaas van gegeten. Hij was een bekwaam verslaggever, maar leiding geven, dat was iets heel anders.
Hij hield zich niet aan de achturige werkdag. Hij begon ’s morgens niet erg vroeg, maar werkte gewoonlijk door tot na middernacht. Hij belde dan zijn vrouw en zei: ‘Zet de aardappels maar op, ik kom eraan.’
Een van de opmerkelijkste gebeurtenissen in Jans loopbaan bij de krant vond plaats op een warme zomerdag in de jaren zeventig. Jan was, met zijn vrouw, onderweg van Sint Odiliënberg naar Heerlen, toen hij in Brunssum geen voorrang kreeg, met fataal gevolg: zijn echtgenote was op slag dood, Jan was ongedeerd. Hij bestond het om meteen, vanaf de plaats van het ongeluk, te bellen met een van de persfotografen van de krant, om een foto van de ravage te bestellen.
Over auto’s gesproken: Jans favoriete automerk was de Zweedse Saab. Waarom? Omdat het ding een paar ton woog en dus wel goed op de weg moest liggen.
Verder was Jan een gesloten boek. (Wel een gebónden gesloten boek. Hij kocht veel boeken, maar als ze niet gebonden verkrijgbaar waren – jammer dan.) Hij was dus conservatief katholiek, en ik denk dat hij ook politiek gezien, zacht gezegd nogal conservatief was. Eigenlijk ben ik blij daarover nooit méér te weten ben gekomen.
Ros moet al ruim dertig jaar met pensioen zijn geweest. Ik zond hem jaarlijks een kerstkaart, waarop ik er altijd een terug kreeg, met de handgeschreven adressering in dat schuine hanenpotenhandschrift van hem. Op de laatste kaart, eind vorig jaar, kreeg ik geen antwoord meer.
De laatste keer dat ik Jan zag was bij de begrafenis van zijn tweede echtgenote, Toos, in juni 2013, in Reuver. ‘Ros’, zei hij tegen me en gaf me een hand. Hij herkende me niet, hij miste wellicht mijn baard. Hij was een beetje dik geworden. En hij had nog altijd die snor.
Mijn journalistieke carrière werd misschien toen, en nu helemaal, zo’n beetje opgedoekt.
________
De tweede foto werd mij geleverd door oud-collega Jules Zollner.
_______
Laatste reacties