Mijn oude moeder – dit jaar is het dertig jaar geleden dat ze overleed – ontwikkelde op haar oude dag een nieuwe hobby: een krat bier. Ze deed er een week mee. Of duidelijker: ze wilde wel een krat bier voor een week, maar daar stak mijn jongste zus een stokje voor. Dat was namelijk ongezond, voor iemand van ergens in de tachtig. Die zus was een alleenstaande vrijgezel die de helft van het jaar voor haar werk in Zwitserland doorbracht, en dus kregen mijn andere zus, mijn broer en ik duidelijke instructies: ze krijgt géén bier.
Mijn moeder woonde in haar eenzame kamertje met uitzicht op bos, velden en een watertje, ze was niet helemaal meer op haar qui vive en nu ze geen bier meer kreeg had ze nog maar één tijdverdrijf: mopperen op mijn vader, die toen al een jaar of vijf, zes dood was, maar dat verhinderde hem niet om achter de jeugdige verzorgsters in het tehuis aan te gaan. Ik heb enthousiast geprobeerd zijn voorbeeld in dezen te volgen, maar mij is gebleken dat het inderdaad beter gaat als je dood bent.
Kortom, wij drieën verzorgden onze moeder getrouw met haar wekelijkse kratje bier. Ze overleed enkele jaren later aan een longembolie.
Dat heb ik altijd het voordeel gevonden van min of meer gezond oud worden, dat je kunt doen en laten wat je wilt. Met wijn drinken gaat het helaas wat moeilijker dan vroeger, ik heb tegenwoordig namelijk ’s morgens na het drinken van een halve fles (ongeveer tweemaal in de week)een hele lichte kater, kennelijk een ouderdomsverschijnsel.
Als mijn jongste zus nog zou leven (ze is namelijk ook al dood, net als de rest van mijn familie) zou ze ongetwijfeld mij en anderen die daarvoor in aanmerking kwamen, niet alleen van de alcohol proberen af te houden, maar ook en vooral van de besmetting met het virus SARS Covid-19, bijvoorbeeld door de arme slachtoffers geheel ingepakt in plastic in de kelder te leggen – je moet namelijk zo gezond mogelijk leven, ook als je de man met zeis reeds aan de horizon moet kunnen ontwaren, als je niet te bangschijterig bent en nog redelijk kunt kijken.
Weet je wat lekker is? Lardo di Colonnata, gekruid gedroogd vet spek uit het gelijknamige plaatsje in Toscane. Als ik een lekker stukje in huis heb mag ik graag een keer of tien per dag even naar de koelkast sluipen om er een plakje van te nuttigen. Of anders de heerlijke salami van de firma Del Ben in mijn vaders geboorteplaats, niet al te zeer stagionato zodat hij nog de consistentie heeft van de boezem van een meisje van 18, en daar dan dikke plakken van met een glas vette rode wijn erbij en krakend brood.
En als lunch drie eieren gebakken op een laag gesmolten oude kaas en plakken gekookte ham met Mexicaanse salsa erbij.
En dan wat ze in Italië een carré noemen – een tomahawk maar dan niet met die aanstellerige steel, maar wel met een mooie vetrand en dan krokant van buiten en bloederig van binnen.
Wacht, even naar de vriezer, dan neem ik er vanavond weer een. Wat zeg je?
En je cholesterol dan?
Denk je echt dat ik daar een dag eerder van de pijp uitga? Op mijn leeftijd? Ik mag tegenwoordig echt álles eten, al vertel ik dat niet aan Melissa bij de huisarts, bij wie ik volgende week moet zijn voor de jaarlijkse checkup.
Je overal veel te druk over maken, daar ga je vroeg dood van.
(Even voor de zekerheid: dat neemt niet weg dat ik dagelijks ruim een liter water drink, matig ben met alcohol, dagelijks in de tuin werk en wandel, de juiste vitaminen slik en zorg voor acht uur slaap.)
Kortom, zoals ik al zei: Ik ben 81 jaar en ik heb de keuze: de laatste jaren van mijn leven stilletjes in een hoekje bang gaan zitten wezen, of er, binnen redelijke grenzen, het beste van zien te maken.
En ik zeg na wat Aaf Brandt Corstius vanmorgen concludeerde: Fuck Corona.
______