De verslaggeving op de website van dagblad De Limburger was, laten we zeggen, wat schetsmatig. Maar ja, de auteur van het stukje kende de overledene, Bèr Dohmen, vermoedelijk ook niet persoonlijk. Bèr, op de foto in de rode cirkel, dat was zo’n oer-Maastrichtenaar die het volgens mij moeilijk heeft kunnen verkroppen dat hij de kost moest verdienen bij een Heerlense krant. Hij is 91 jaar oud overleden en een snelle rekensom vertelt dat Bèr dan ook al rond de de 30 jaar geleden met een zucht van verlichting de deur achter zich dicht trok en zich nooit meer vertoonde op de Heerlense redactie – hij was feitelijk al die tijd als van de aardbodem verdwenen.
Ik had een zekere band met Bèr – we waren beide liefhebbers van jazz.
Dohmen was al de tijd dat ik hem kende stadsverslaggever in Maastricht en in tegenstelling tot wat de krant nu bericht, deed hij dat niet alleen maar in nauwe samenwerking met Servé Overhof, ook al zo’n unieke Maastrichtenaar, die de verslaggeving van de Provinciale Staten deed, naast nog veel meer. Op de redactie in Heerlen vonden ze het wel geinig dat Dohmen en Overhof, die natuurlijk alleen maar op hun kantoor in de Stationsstraat verschenen om hun stukjes te schrijven, schriftelijk met elkaar communiceerden – en de briefjes die ze voor elkaar achterlieten waren uiteraard gesteld in Ut Mestreechs.
Ik zou hier misschien niet over begonnen zijn als er bij het stuk niet een curieuze foto had gestaan (van de hand van Frits Widdershoven, meen ik) gemaakt op wat toen nog vliegveld Beek was, aar tegenwoordig Maastricht-Aachen Airport heet, maar nog net zo armetierig is. Waarom dat zo moest met die foto, geen idee, hij was gemaakt voor een paginagrote advertentie in het Limburgs Dagblad zelf, met als kop erboven: ‘Deze ploeg gaat het maken’, laat zo’n kreet maar over aan de auctor intellectualis van de tekst – hij staat vooraan, iets rechts van het midden, Pierre Huyskens, die toen net anderhalf jaar of zo hoofdredacteur van het LD was.
Voor zover ik me herinner gingen we na deze sessie terug naar Heerlen en gingen het dus níet maken, maar als ik daar op in moet gaan, dan zijn de Pinksterdagen wel definitief voorbij en heb ik een aantal processen wegens smaad aan mijn broek.
Op de foto, voor deze gelegenheid geheel in stemming sepia gehouden, staan veel snorren, baarden en lang haar; meine Wenigkeit bevindt zich bijvoorbeeld links boven, in wit spijkerjack, tegenover collega (z.g.) Nino Tomadesso, die voor de foto een elegante houding trachtte aan te nemen. Met enige zekerheid kan ik zeggen dat, inclusief Dohmen, negen of tien van de mensen op de foto niet meer onder de levenden zijn, dat niemand van het stel nog bij de krant werkt, dat er een inmiddels miljonair is, dat ik met twee of drie van de mensen op de foto nog wel eens een mailtje wissel, een enkeling zie ik nog wel eens persoonlijk en van een ander aantal heb ik de uitvaart bijgewoond.
Die van Bèr Dohmen valt onder corona, dus daar kunnen we niet henen (ik schat Bèr op de mooiste begraafplaats van Nederland, die aan de Tongerseweg in Maastricht.)
Maar wat ik eigenlijk wilde zeggen: in het stukje in de krant staat dat Bèr zijn artikelen per telex naar Heerlen stuurde, maar hij heeft ook nog even mogen ruiken aan de moderne techniek, namelijk die van het Harris redactiesysteem dat in 1982 werd ingevoerd en waaraan Bèr nog tot rond 1990 zijn werk verrichtte. De kenners van het systeem zullen het zich herinneren: Bèr Dohmen is nu xt.
_______