Door Peter Stiekema
De taal kan soms voor verwarring zorgen. Laatst kwam ik in een Nederlandstalig boek over schilderijenvervalsing en -diefstal het woord 'Verflucht' tegen. De lucht van verf dus. Maar toen ik het woord nog eens goed bekeek bedacht ik dat 'Verflucht' in het Duits een heel andere betekenis heeft, namelijk 'Vervloekt', fonetisch wordt dat zoiets als 'ver-floecht'.
Zo zijn er meer voorbeelden. Heel bekend is het Nederlandse woordje 'bellen', dat telefoneren of op een bel drukken betekent, ik schrijf het er voor de zekerheid maar even bij. In het Duits is 'Bellen' echter blaffen, van een hond bijvoorbeeld. Jaren geleden ontstond bij ons op de redactie enige hilariteit, toen een collega tegen een Duitse journalist telefonisch het zinnetje 'Ich habe gebellt' uitsprak en er een gedempt woef woef opklonk.
Nog zoiets, maar dan andersom. Een week of twee geleden reed ik met een vage kennis via Aken naar Keulen. En op een gegeven moment zei hij: 'Wat zijn er hier toch veel begrafenissen'. 'Hoezo?' vroeg ik. 'Nou, omdat ik om de paar kilometer het bordje 'Ausfahrt' tegenkom'. Waarop ik, enigszins gevat, antwoordde: Dat komt natuurlijk door dat verdomde Coronavirus'.