Beeldhouwer, architectuurkenner en -liefhebber, bezitter van een omvangrijk archief over kunst en architectuur, zeer opmerkelijk socialist, voor de Partij van de Arbeid voormalig lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en de Provinciale Staten, met name de laatste tientallen jaren eeuwig in conflict met de stedenbouwkundige en kunstopvatting van het benepen Heerlense burgerdom en niettemin al twaalf jaar ereburger van zijn stad Heerlen, is vorige week op 92-jarige leeftijd overleden, bijna zes jaar na zijn vrouw Vera van Hasselt. In 2008 had journalist <Emile Hollman een gesprek met het stel voor het Zuid-Limburgse kunst- en cultuurtijdschrift Zuiderlucht. Met diens instemming plaats ik hieronder het stuk dat hij naar aanleiding van dat gesprek schreef, onder de titel Family Affair – Een rem op de verbeelding.
Aanstaande vrijdag 1 mei, de Dag van de Arbeid, is de uitvaart van Nic Tummers op het Bekkerveld in Heerlen. Na afloop, omstreeks 13.00 uur, zullen bewonderaars en geestverwanten van Nic een erehaag vormen, Emile en ik zullen daar bij zijn. Wij overwegen rode vlaggen, maar het zullen wel rode rozen worden.
Sante Brun
Door Emile Hollman
Beeldhouwer Vera van Hasselt (Beek-Ubbergen, 1924, Heerlen 2014) en culturele duizendpoot Nic Tummers> (Heerlen, 1928-2020) vormden in 1949 samen een hele eindexamenklas aan de Middelbare Kunstnijverheidsschool in Maastricht. Aan het einde van de rit kregen ze geen diploma. Hun mentaliteit zou niet deugen. Ze bleven een leven samen en vonden hun weg evengoed.
De stad Luik genoot begin jaren vijftig een beroerde reputatie die tot en met de directie van de Kunstnijverheidsschool in Maastricht reikte. Het zou er bijvoorbeeld wemelen van de publieke tantes. Schooldirecteur Scheffers vond het maar niks dat Nic Tummers, voorzitter van de studentenvereniging Arti, een fietstocht organiseerde om daar met zijn medestudenten, jongens én meisjes, een tentoonstelling van Picasso te bezoeken. Hoe moest hij dat uitleggen aan de ouders van de pakweg veertig studenten die de school, waar later de kunstacademie uit voortkwam, toen rijk was?
Op die school was Charles Vos docent beeldhouwen. Vera van Hasselt kon het buitengewoon goed met hem vinden. “Vos maakte overdag madonna’s en ’s avonds vulde hij zijn schetsboek met faunen die allerlei wilde vrouwen het bos in sleurden”, grinnikt Nic. “We liepen hem eens tegen het lijf bij een tentoonstelling van de beeldhouwer Zadkine in Rotterdam. Of we alsjeblieft niet tegen Scheffers wilden verklappen dat hij er ook was.”
De echtelieden glimlachen om de stijgende verbazing die de schets van het culturele klimaat in die tijd oproept. Er was de kwestie Aad de Haas. De schilder, door de kerkelijke autoriteiten in de ban gedaan, kreeg het aan de stok met journalisten die zijn kunst als ontaard herkenden. Nic en Vera schakelden schrijver-journalist Anton van Duinkerken in om de kwestie uit de provincie te tillen.
Het werd op school allemaal lauw ontvangen, maar beide studenten legden er de basis voor een levenslange betrokkenheid bij hun omgeving. Die voor Nic uiteindelijk zou resulteren in diverse politieke functies waaronder het lidmaatschap van de Eerste Kamer namens de PvdA.
Vera was de oudste van veertien kinderen. “Mijn vader was arts, hij schilderde en filmde. Hij was ook directeur van een sanatorium en ik herinner me nog dat hij zelf prothesen ontwierp. Op woensdagmiddag volgde ik tekencursussen op de academie in Arnhem. Eigenlijk wilde ik medicijnen studeren maar de studie was kostbaar en ik wist zeker dat ik ooit een gezin wilde.”
“Vera had een meisjes/moedersintentie”, dat wist ik”, zegt Nic. “In haar ouderlijk huis hing een groot bord in de kamer met veertien eiken loten. Daaronder stond: ‘Zou je honger lijden om een mondje meer?’. Ik zei tegen Vera: ‘Je moet wel kunnen blijven werken als je kinderen wil’. Dus die veertien hebben we teruggebracht tot de helft.”
“Les extrèmes se touchent”, merkte Vera’s vader op toen Nic bij hem zijn opwachting maakte. Na de opleiding kreeg Vera in haar ouderlijk huis de tuinkamer als atelier mits ze een helpende hand in de drukke huishouding zou bieden. Ze deelde de ruimte met Nic toen die terugkwam van militaire dienst. Die had trouwens geen trek in het gangbare ritme van een kunstenaar: werken, scheppen, exposeren. Hij besloot mee te dingen naar de opdracht om een monument voor de onbekende politieke gevangene te maken. Zijn bijdrage werd uitgekozen voor een eindselectie in Tate Gallery in London.
Daar kwamen ze in contact met beeldhouwer en jurylid Henri Moore die uiteindelijk vooral voor Vera van grote invloed zou zijn. Haar fascineerde bijvoorbeeld de studies die Moore deed naar de taal van de handen. Vera: “Moore liet in zijn beelden alle stadia van het scheppingsproces zien. Dat was voor mij een bijzonder praktische les. Hij ging op zoek naar steen, liet beelden meer uit de natuur groeien.” Vera maakte in die tijd een eerste ontwerp voor haar bekende beeld Mariken van Nieumeghen aan de Grote Markt te Nijmegen. Mariken met de opvallend twijfelende hand: god of duvel. Later schiep ze ook in Heerlen een beeld (van het lokale dorpstype ‘t Roeëd Trüd) waarbij met name de vervaarlijk zwaaiende vuist opvalt.
Aan zijn Britse avontuur hield Nic een beurs over om verder te leren in Parijs. Ze trouwden en vertrokken. Het existentialisme was begin jaren vijftig nog een levenshouding waarmee je goede sier maakte op de terrassen van de stad.
Terwijl Vera door de stad dwaalde (Nic: “Haar wittebroodsweken duurden máánden…”) en enkel op vrijdag de lessen van Zadkine mocht bijwonen, bezocht Tummers kunstenaars als Giacometti en Shinkichi Tajiri. In Parijs kwamen voor Nic de kunst, de actualiteit, de architectuur en de literatuur samen. Hij zou ze nooit meer los van elkaar kunnen zien.
Heerlen zou de stad worden die mocht profiteren van zijn denkbeelden en zijn tomeloze energie. Nic: “We gokten op Heerlen omdat burgemeester Van Grunsven me de Schelmentoren, toen een monument van spinrag, vogelpoep en bouwvalligheid, voor een gulden per jaar aanbood als atelier.” In 1970 werd hij er door de locale carnavalsvereniging verdreven, het was één raad van elf tegen één kunstenaar. Een jaar later verscheen op het plein voor de Schelmentoren een van Heerlens meest bekende bronzen: d’r Kuëb va Heële, zeg maar de locale Baron von Münchhausen, soldaat uit het leger van Napoleon Bonaparte, gemaakt door Vera van Hasselt.
Tummers had voor zichzelf een functie als stadsbeeldhouwer in gedachten, een positie van waaruit hij mee zou kunnen denken over de ontwikkeling van Heerlen. Hij wilde beeldende kunst en architectuur vervlechten in wat hij de socio-ruimte noemde, de dagelijkse leefomgeving. De mijnsluiting was nog niet afgekondigd en Heerlen gold als centrum, niet alleen van de mijnstreek, maar van een Europese regio, als hoofdstad van het kolen- en staalgebied. Om aan die ambitie vorm te geven ontwierp hij in 1958 een reuzensculptuur, een monorail die de stad met Aken en Luik zou verbinden. Het plan werd nooit serieus genoeg genomen. Nic: “Er lag een rem op de verbeelding. In de Mijnstreek heeft men altijd gedacht: het is uit met de mijnen als de kolen op zijn. Dan stort het in mekaar, waait er zand over, groeit er gras op en geven we de streek als bloeiende wijngaard terug aan meneer pastoor. Er had veel meer geprofiteerd moeten worden van de nazorg en de mogelijkheden die de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (de voorloper van de huidige EU, red) bood. Men heeft alleen eerste hulp toegepast, enkel oog gehad voor de slachtoffers. Kijk eens wat Luxemburg allemaal uit het vuur heeft gesleept. Dat was toen twee keer Sittard!”
Niettemin bleef Tummers initiatieven ontplooien en ongevraagd adviezen geven. Hij ontwierp een tentoonstelling van de Liga Nieuwe Beelden in het Stedelijk in Amsterdam, presenteerde Constants architectuurproject Nieuw Babylon in Berlijn en Maastricht, schreef kritische essays en studies over de Wereldtentoonstellingen, de inrichting van de Mijnstreek en architectuur in het algemeen, gaf het regionaal kunstblad Galerie Zuid uit, organiseerde debatten en symposia en stond aan de basis van instituten als het latere NAi, kunstencentrum Signe en het Vitruvianum, de laatste twee in zijn woonplaats.
Zo uitgesproken als Nic is, zo rustig blijft Vera. Ze luistert aandachtig naar zijn woordenstroom die klettert als een bergriviertje. Als je een dam opwerpt en haar vraagt naar haar gedachten ter zake, sluit zij zich aan bij haar echtgenoot. “We zitten op één lijn.” Als hij terugkijkt naar zijn ambities toen hij naar Heerlen kwam, dan moet hij erkennen mis te hebben gegokt. “Voor het gemiddelde machtsniveau kwam mijn bemoeienis niet goed uit”, schampert hij. Hoewel je natuurlijk nooit kunt bevroeden welke denkprocessen hij in de hoofden van de bestuurders in gang heeft gezet. Soms voelde hij zich bijzonder eenzaam in zijn verbale strijd, bijvoorbeeld als het ging om het behoud van mijnrestanten. Het was toen nog 1968.
Tummers is er niet milder op geworden. Nu de gemeente Heerlen na al die jaren dan eindelijk het lef heeft gevonden om een bij de stad betrokken kunstenaar (Michel Huisman) het vertrouwen te geven om een nieuwe stationsgebied te ontwerpen, toont uitgerekend Nic zich kritisch. De feeërieke belichting van de Pancratiuskerk en het Glaspaleis schaart hij onder de Hundertwasserisering van Heerlen en hij is – ondanks de gesignaleerde ‘culturele lente’ in de stad – sceptisch over de toekomst van het Glaspaleis. “Kijk wat er van mijn Vitruvianum is geworden. De naam wekt grote verwachtingen, maar het is niet meer dan een architectuurlokaal.” Het politiek bedrijf van de voorbije decennia doet hij af met “vreselijk geklungel”. Hij heeft gesproken, maar ze zijn nog niet van hem af.
Vera schept niet meer. In 2002 kreeg ze de An Diederen Trofee voor “dappere vereniging van huistaken én eigen professie”. Ze heeft veel lesgegeven en ach, achteraf had ze best graag meer grotere opdrachten gehad, maar ze vindt het goed zo. Er zijn zeven kinderen, er zijn beelden die hen allemaal zullen overleven.
Heeft ze veel aan Nic gehad? “Nic probeerde zich altijd te bemoeien met mijn beelden, maar die kans heb ik hem nooit gegeven.”
Het gesprek heeft bijna vier uur geduurd. Het begon met een fietstocht naar Luik. Ze eindigen met een anekdote over een recent verblijf van twee weken in Parijs. Nic: “Ik vergat in een boekhandel mijn leesbril. Toen we een dag later vroegen of die misschien was gevonden, trok de verkoper een la open. Die lag hélemaal vol leesbrillen, en die van mij lag bovenop.”
Ze kunnen er smakelijk om lachen.
__________
De foto van Nic Tummers werd gemaakt door Marcel van der Heyden.
____________
Laatste reacties