Het is vandaag marktdag in het dorp. Het KNMI heeft in overleg met de weergoden besloten dat het vandaag niet alleen motregent bij 4 graden, maar ook dat het nauwelijks licht is geworden.
Ik heb juist enige boodschappen gedaan bij supermarkt ‘Olifant’ waar de caissières de hele dag geheel gratis de adem en andere lichaamseigen stoffen van langstrekkende klanten zitten te filteren op een groot aantal virussen. ‘Hebt u de nieuwe voordeelpas al?’
Over het binnenplein van het winkelcentrum sjok ik naar de Bruna, om te kijken of men daar al in de startblokken staat voor de Boekenweek. Op dat plein is ook de weekmarkt. Er is één klant die een kilo appels aanschaft. Voor de rest staan de marktkooplui wat dingen recht te leggen of in een zakje te doen.
Er is zelfs een kledingkraam, ondergebracht in een sfeervolle witte partytent die al veel party’s heeft meegemaakt. Zou de exploitant wel eens op een avond thuis komen en verheugd tegen moeder de vrouw roepen: ‘Vandaag voor 35 euro verkocht!’ waarna van de opbrengst een saignant gebraden speenvarken met een mooie Bordeaux op tafel komt. Opperdoezer aardappeltjes erbij.
Vandaag wordt dat niks, dat is duidelijk.
De slager heeft kleine flesjes desinfecterende handgel in de aanbieding.
Ik passeer de brillen- en hoorapparatenwinkel, zie daar een opvallend kaartje op de deur en lees de tekst. De winkelier wil daarmee potentiële klanten geruststellend aanmoedigen toch vooral binnen te komen. Hij wast, met het oog op het coronavirus, zijn handen, zijn voeten, de vloer, zijn apparatuur de deurklinken en de ramen van zijn winkel, van binnen en van buiten. Na elke klant. (Ik parafraseer.)
Vlak na mij komt een ouder stel, man en vrouw, tot stilstand voor de winkel. De vrouw kijkt naar het kaartje en mompelt, met een van ontstelling vertrokken gezicht: ‘Corona’.
Schielijk gaan ze ervandoor.
Het komt inderdaad wel heel dichtbij.
________