Ze doen het allemaal, in de Volkskrant: bij gebrek aan vrijheid een reis maken door de eigen kamer. Vanmorgen (donderdag 26/3) de aflevering van Bert Wagendorp gelezen: net als bijna iedereen een man met een boekenkast waarvan hij toegeeft dat hij de inhoud vooralsnog grotendeels ongelezen heeft moeten laten. Nog iets intrigerends: in het stuk beschrijft hij zijn kamer die in geen enkel opzicht overeenkomt met de kamer op de foto waarin Wagendorp ongemakkelijk op een ouderwetse kantoorstoel hangend in de camera koekeloert.
Dat kan beter.
Om te beginnen: maar eens geen foto. Niet zozeer wegens rotzooi – daarom ook wel – maar omdat ‘reis door mijn kamer’ een literaire kunstvorm is en dus geen illustratie kan velen. Niet dat ik literaire neigingen heb – ik weet niet eens precies wat ‘literatuur’ eigenlijk is.
Deze kamer is niet erg groot: 4.50 x 3.60 meter, als de witte vloertegens tenminste precies 30 x 30 centimeter meten, hetgeen ik toch eens moet nameten.
Deze kamer noemen we hier in huis de werkkamer, we maken er met zijn tweeën gebruik van sinds 1997, daarvoor was het onze slaapkamer, maar in 1997 was de aanbouw klaar waardoor het huis tweemaal zo groot werd.
Hoewel er tegenwoordig weinig meer in gewerkt wordt (in de betekenis van: geld verdienen) wordt er nog altijd veel getypt, zoals nu bijvoorbeeld. Maar er worden ook veel films gekeken (online en dvd), online kranten gelezen, getwitterd, muziek gedraaid. Tussen 2008 en 2014 maakte ik er de complete huis-aan-huiskrant van de gemeente waar ik woon, maar in februari van dat laatste jaar kreeg ik ineens ‘de neus vol’ van al die plechtstatige prinsen carnaval – het waren er, herinner ik me, meer dan we momenteel aan coronabesmettingen hebben.
Ik heb hier, vanaf dat ik een weblog schrijf, mijn stukjes geschreven, enkele jaren lang heel dwangmatig dagelijks, soms met langere onderbrekingen ‘wegens drukke bezigheden elders’ en de laatste tijd steeds meer sporadisch, niet omdat het niet meer kan, maar omdat ik het inmiddels een zwaar overschat communicatiemiddel ben gaan vinden. (En omdat er gewoon mensen zijn die het veel beter kunnen dan ik. Denk daarbij aan Bert Wagendorp.)
Ik doe dat allemaal aan een ouderwets stalen Gispenbureau, voor 15 gulden gekocht uit de boedel van het opgeheven en afgebroken Antonius Doctor College in Kerkrade. Er zit van alles in, maar erop ligt datgene dat ik dagelijks gebruik en dat door Djamila dan ook kortweg wordt gekwalificeerd als ‘die puinhoop van jou.’ Ik noem: een stapeltje notitieboekjes en oude agenda’s, een e-reader, een foto van mijn vader op een Italiaanse bergweg en een foto van zijn geboortedorp Fanna in Italië. De actuele agenda (van de Action, 99 cent) en stapeltje recent aangeschafte boeken, drie boeken waar ik nog een stukje over wil schrijven, een dienblad met lege koffiekopjes en een glas waaruit ik mijn dagelijkse kefir heb gedronken, een groot notitieblok met onvolledige en daardoor inmiddels overbodige informatie, zes zwarte stiftpennen, een elektrische puntenslijper.
Links naast me staat een kantoortafel met daarop de printer en het euvel van de draadloze wereld: drie lange stopcontacten met in totaal 27 stekkers, want in draadloze tijden wordt veel stroom gebruikt.
Maar wat de kamer ‘maakt’ zijn de veertien Billy’s van de Ikea, aan drie kanten om me heen. Daarin de verzameling boeken over talen (inclusief een Baskische, een Welsh en een Maltese grammatica), drie planken met boeken die ik nog moet lezen en die al lang wachten want ik lees de meest recente boeken eerst. En verder boeken uit de Franse, Algerijnse, Russische en Zuid-Amerikaanse literatuur. Dan de biografieën van Ho Tsji-minh tot Han Soe-jin met een aparte plank waar Hitler en Mussolini broederlijk naast elkaar staan, de Engelse en Amerikaanse literatuur, geschiedenis algemeen (waaronder de geschiedenis van het stokje waarmee Engelse schooljongens op de vingers en de billen werden getikt) en die van het zout, de kabeljauw en de oesters.) (De meeste boeken staan in de woonkamer, maar daar hebben we het nu niet over.)
Dan staat er een kastje met alle camera’s die ik ooit kocht en die allemaal nog perfect werken maar ongebruikt liggen omdat ik me beperk tot de Sony R100 III.
En aan de ‘overkant’ de DVD’s, de populair-wetenschappelijke boeken, de ringbanden met de reisverhalen die ik vroeger volschreef, mappen met negatieven en dia’s die ik net zo goed weg kan gooien, de tuinboeken, wat kookboeken, oude hobby’s zoals reisverhalen van anderen, de Duitse boeken, wijngidsen, architectuurboeken, onze eigen super-8-films, op DVD gezet (helaas niet erg professioneel).
Er hangen intrigerende tekeningen van de kleinkinderen en een klok die me bij de tijd houdt.
Rechts voor kijk ik de lange gang in naar de rest van het huis, met als blikvanger een prachtige krijttekening van de hand van de zich kunstartiest noemende Nijmeegse schilder Robert Terwindt, voorstellende Salomé.
Is dat in coronatijden mijn wereld?
Welnee.
Ik heb ook nog de tuin van tegen de 700 vierkante meter bevattende de woeste restanten van een avontuurlijk tuinleven – als ik er niks meer aan doe, mijmer ik wel eens (ik mijmer wel eens) is de tuin over tien jaar veranderd in een berkenwoud. Of nee: een walnotenwoud, want de notenbomen schieten overal uit de grond, door nijvere eekhoorns geplant. Ook eiken groeien er vanzelf en af en toe graaft iemand een gat, zoals gisteren nog.
En nu ga ik naar buiten, want ik moet het krat van het openhaardhout nog opbergbaar maken.
Twee kubieke meter was het, eerste klas Oekraïens berkenhout, wie weet hartstikke radioactief, maar van eerbiedwaardige berken die minstens 40 of 50 centimeter dik moeten zijn geweest voor de kettingzaag erin ging.
Ik zit al een week in en rond mijn huis, ik heb af en toe een glimp opgevangen van een buur, een paar keer de postbode en de pakjesbezorger gezien.
Soms denk ik: dat is net genoeg contact, ik scharrel gewoon door, zeker als de zon zo uitbundig schijnt en ik me nergens druk over maak. Ik merk dat zelfs de tv minder en minder aanstaat, het coronanieuws scan ik alleen nog een beetje. Steeds minder.
We zullen zien.
Misschien is dit onze reis naar het einde van de nacht.
________