Vanavond 0.00 uur – het is dan 23.00 uur namiddag op de Britse Eilanden – gaat het gebeuren, nee, niet de ontknoping van De Slimste Mens, hoewel ik dat ook een gebeurtenis van groot belang vind, maar het vertrek uit de Europese Unie van het Verenigd Koninkrijk, het chic tragische restant van het Brits Imperium.
Ik vind dat van groot belang, om een heleboel redenen: bijvoorbeeld omdat het good riddance is, en ook omdat het vervolg zal laten zien dat voor landen die voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van hun export het een zeer slecht idee zou zijn het Britse voorbeeld te volgen. Een andere goede reden is dat we nu weer van de buitenkant kunnen kijken naar het land dat om een of andere duistere reden zichzelf het beste land van de wereld vindt en daarom een voorkeursbehandeling verdient. Die voorkeursbehandeling verwachten ze nu van het Amerika van Donald Trump. Maar dat remains to be seen, zullen we maar zeggen.
De twee gecursiveerde uitdrukkingen hierboven laat ik in het Engels, omdat een heel precieze vertaling ervan in het Nederlands niet bestaat.
En daar gaat dan Perfide Albion, het land met het verschrikkelijkste klimaat ter wereld, dat zichzelf, na het antieke Grienenland de oudste democratie ter wereld is, maar inmiddels aanvoerder van de talloze schijndemocratieën in de wereld – omdat het despotisch geregeerd wordt door een versteende, zichzelf feliciterende bovenlaag, uitvinders van rechts oerconservatisme. Een land ook met de allerlelijkste achterbuurten van de beschaafde wereld, sprekers van een taal die door veel buitenlandse Engelssprekenden niet als Engels wordt herkend, het land met de smerigste keuken die je je maar kunt voorstellen en tenslotte een land van trotse lezers van twee soorten pers: een groot aantal van het niveau ‘rioolpers’, waarvoor menig EU-land zich zou schamen en enkele uitstekende kranten zoals The Times, The Independent en The Guardian. De laatste twee nog voornamelijk online.
Zo, en dan nu over tot orde van de dag.
Want ik hoef natuurlijk Shakespeare niet te noemen, of John Cleese, of Sir Laurence Olivier, of Hilary Mantel, of Oscar Wilde en James Joyce, Evelyn Waugh en George Orwell. Een volstrekt willekeurige greep uit de talloze geniale Britten die we de laatste honderden jaren hebben zien optreden.
Met als meest opvallend voorbeeld de laatste: Orwell was dat lid van die elkaar overeind houdende heersende klasse dat zich bekeerde tot het socialisme, maar wel wilde volhouden dat the working classes smell.
De meest kenmerkende eigenschap is en blijft de vanzelfsprekendheid waarmee de Britten zich hoog verheven voelen boven de rest van de wereld en eigenlijk vinden dat ze de natuurlijke leiders van die wereld zijn, die ondankbare wereld die zich niet realiseert hoe geweldig het zou zijn als het Brits imperium nog bestond.
Ik noem als voorbeeld Joanna Lumley, binnenkort 74, die wij vooral kenden als de altijd dronken en stonede Patsy in Absolutely Fabulous, maar dan in haar tv-reisserie van enkele jaren geleden over India. Met dat air van de Britse koloniaal die van nature heerst over dat enorme land en zich meegaand en begripvol interesseert voor de eigenaardige leef- en eetgewoonten van de plaatselijke bevolking – ze is de memsahib die zich vèrgaand aanpast aan de plaatselijke mores en zich niettemin volstrekt aloof houdt.
Of anders Penelope Keith, bijna 78, bij ons bekend van een tv-serie waarin ze van armoe haar adellijke manor moet verkopen aan een lichtelijk ordinaire Tsjech met poen. Ze deed de afgelopen zes jaar in een tv-serie genaamd Hidden Villages een rondje Engeland, heel gezellig koutend, maar met een stiff upperlip, met mensen die in allerlei afgelegen en achtergebleven dorpen en stadjes hun uitzichtloze handeltje drijven of armoedige fancy fairs of cricketwedstrijden organiseren, zonder uitzondering van een uitzinnige nostalgie. Er was ook een man die met een simpele zaag/schaaf al duizenden jaren de wereld voorziet van cricketbats in de juiste houtsoort. En losjesweg vertelt ze ook het verhaal van Mad Jack; die was lang geleden lid van het Lagerhuis en bouwer van piramides op zijn landgoed, waar hij ook werd begraven, zittend achter een gebraden kip en een glas rode wijn.
Het waren uitzendingen die mij nogal eens deden denken aan dat half ingestorte tuinschuurtje in Missenden met uit plankjes en touwtjes opgetrokken stoel en bureau waarin schrijver Roald Dahl zijn vermogen verdiende.
En nu we het over vergane glorie hebben – lees de trilogie van James – later Jan – Morris over het Brits imperium, ruim 1500 pagina’s schitterend Engels. Vooral het laatste deel, Farewell to Trumpets, dat begint met een uitvoerig en gedetailleerd verslag van de viering van het zestigjarig jubileum van koningin Victoria, keizerin van India en staatshoofd van de halve wereld, The Diamond Jubilee van 1897. Canadese Indianen zwoeren trouw aan de Grote Witte Koningin en in India slachtten de mensen een geit ten overstaan van een afbeelding van hun keizerin. Maar, schrijft Morris, als je goed keek zag je dat het imperium van binnen verrot was en bijna onzichtbaar wankelde, ook tijdens de meest exotische parade aller tijden in Londen.
Toen hadden we Rudyard Kipling nog. Rudyard die ons Kim schonk, maar vooral het gedicht If, over trots, en vasthoudendheid, alle tegenslagen ten spijt, dat later wellicht Winston Churchill inspireerde tot zijn toespraak van juni 1940: we shall fight them everywhere… we shall never surrender, whatever the cost may be. Het kan aan de opname liggen, maar het klinkt alsof de oorlogspremier zich duchtig moed had ingedronken, whisky, uiteraard – wie zijn biografieën heeft gelezen zal dat niet wonderlijk vinden.
Daarna pas begon de zichtbare afbrokkeling van het imperium, dat inmiddels nog wel bestaat in de hoofden van de Britten: ze hebben Canada en Australië nog. En het Commonwealth. Dat imperium dat Boris Johnson, nazaat van Churchill, nog altijd ziet als iets dat weer opgebouwd kan worden. Brittannia rules the waves.
Ach, Engeland, dat stug links van de weg bleef rijden, wat ze in navolging in veel landen, zelfs in Indonesië en Zuid-Afrika zijn blijven doen, met hun onsterfelijke Beatles, hun nog onsterfelijkere Queen, hun grootgrondbezitters, hun shepherds pie, haggis, black pudding en beef Wellington. Hun vaderlandse liederen als Land of Hope and Glory en Brittannia rule the waves, vaste nummers op het meest Britse aller concerten: The Proms. Hun Queens English, hun thee – met name de zwarte working man’s tea – de pruiken van de rechters, die ze ook in Zuid-Rhodesië, o sorry, Zimbabwe, nog altijd dragen.
En andere excentriekelingen, van wie ik me wegens overweldigend aanbod beperk tot Lord Byron, die – voorzien van een klompvoet als hij was – van het Lido van Venetië naar de ingang van het Canal Grande en terug zwom. Of nee, toch nog een, zij het veel minder bekend: de Britse vrouwelijke arts die me in een dorp waar lepralijders woonden in strooien hutten in het Westen van Kenia, om precies te zijn in de buurt van de plaats Kisumu, tijdens ons interview een afternoon tea (nooit high tea zeggen) aanbod, met alles erop en eraan, en dan bedoel ik mét cucumber sandwiches. En ze liet het niet merken maar vond me uiteraard een bloody foreigner.
Die vormelijkheid onder alle omstandigheden, gesymboliseerd in de ontmoeting in de Oost-Afrikaanse jungle tussen Henry Morton Stanley die op enige afstand een kennelijke Engelsman op zich af ziet komen, keurig zijn topee licht en zegt: Dr. Livingstone, I presume?’
Veel Britten dragen rond 11 november nog altijd de Flanders Poppy in hun reversgat, symbool voor de tienduizenden jonge Britten die zich, gedisciplineerd en vooral zinloos lieten afslachten op de akkers van Vlaanderen, die bezaaid waren met klaprozen, in de waanzinnigste oorlog aller tijden, The Great War, de Eerste Wereldoorlog. Want dat zag Guy Verhofstadt deze week goed: Britse soldaten wonnen twee wereldoorlogen voor Europa, al deden ze dat niet alleen, zoals ze zo graag willen laten voorkomen.
Tot zover een glimp van Merry England, dat, dit tot troost, niet wegvaart over de Atlantische Oceaan.
But now for something completely different.
Nee hoor, voorlopig verandert er niets. Een erg on-Engelse Siciliaanse hertog vatte het bijna tweehonderd jaar geleden zo samen: alles moet veranderen, opdat alles hetzelfde blijft.
Laten we dat maar hopen dan.
Of Auld Lang Syne zingen, dat kan ook.
O ik vergat er nog een paar van wie wij – gelukkig virtueel – vandaag afscheid nemen – in willekeurige volgorde en, toegegeven, een willekeurige greep: David Attenborough (something never seen before on the planet) , Rowan Atkinson, Margaret Thatcher (I want my money back!), Emma Thompson en Helen Mirren, Maarschalk Montgomery, de held van El Alamein; Lord Kitchener of Khartoum, Rick Mayall, Hugh Grant en Lord Chamberlain. Ja, vooral die laatste, want die was de vorige die wat Europa betreft een fatale inschattingsfout maakte: Peace in our time, woorden waarmee hij de armen Tsjechen overhandigde aan Hitler.
________
hhBest
Boek & Film
Laatste reacties