Het lijkt mij dat de tijd is aangebroken voor een Wort zum Sonntag. Want zo tegen het einde van het jaar, op dagen die niet zo somber zijn als gebruikelijk in dit seizoen, bekruipen mij onheilspellende gevoelens.
In de jaren dat ik ijverig mijn stemplicht vervulde, stemde het hele land op partijen die serieuze parlementariërs afvaardigden die hun taak, zo goed mogelijk voor hun achterban op te komen, serieus namen. Het waren overzichtelijke tijden, want de mensen stemden steevast op de partij waar ze de vorige keer ook op gestemd hadden, tevens de partij waarop ze moesten stemmen van hun dominee, pastoor of vakbondsleider.
Het voordeel was dat de aldus samengestelde Tweede Kamer precies wist wat de achterban wilde en aan die wensen probeerden te voldoen volgens het heldere, ooit door Joop den Uyl geformuleerde principe: politiek is de kunst van het haalbare.
Je moet natuurlijk niet blind zijn voor bepaalde signalen: ik noem Boer Koekoek en Hans Janmaat. Maar dat was folklore, je kon het sommige mensen niet kwalijk nemen dat ze voor de grap op zo’n clown stemden – Nederlanders waren en zijn practical jokers. Het degelijke politieke werk had er niet of nauwelijks hinder van.
En volledigheidshalve: sommige politici beheersten hun vak zo goed dat ze wel eens een smerigheidje uithaalden, maar vergeleken bij wat tegenwoordig gebeurt stelt dat allemaal weinig voor.
Dan ben ik dus meteen bij de actualiteit aangeland.
Ik zag deze week een opiniepeiling waarin (ultra)rechts 71 zetels telt, en links (als je daar de SP bij mag tellen) 40. Het is maar een peiling natuurlijk, maar de schrik slaat je om het hart.
Want er staat al een Orban te trappelen om de macht over te nemen -- een man die zich weinig interesseert voor wat de mensen beweegt maar vooral overal zichzelf ziet. Hij vindt het werk in de tweede Kamer al saai, het schiet niet op, er is geen daadkracht, zegt hij, terwijl hij zich nog eens languit op zijn piano vlijt met een glas voortreffelijke rode wijn in de hand. Twaalf procent van de kiezers zegt openlijk te zullen stemmen op deze aartsdomme, mensenverachtende, ijdele, zelfingenomen kwast, die openlijk fascistoïde standpunten verkondigt en die standpunten ook nog zonder tegenwerpingen van betekenis mag uitventen in talkshows op de televisie.
Hij droomt van een Nederland dat zich, onder zijn leiding en zonder dat lastige parlement en die nog lastigere media, achter hoge muren heeft teruggetrokken, los van de Europese Unie. De vlag, de natie, de boreale wereld. Dat een vertrek uit de EU Nederland pas echt afhankelijk zal maken van het buitenland, dat dringt niet tot die flierefluiter door.
Maar zijn optreden krijgt al effect. Zie met name het sinistere boerenprotest, dat niet los te denken is van zijn optreden. Natuurlijk, boeren hebben heel wat te verliezen, anders dan andere neringdoenden worden zij vanuit Brussel zwaar gesubsidieerd, 18 procent van de boeren is miljonair, anders dan andere burgers vervuilen zij in hoge mate de woonomgeving van 17 miljoen mensen, ze hebben in die woonomgeving al enorme schade aangericht die voor een belangrijk deel onherstelbaar is, onder het motto: wij de opbrengst van melk en vlees, zij de stront en de stikstof. Maar dat is nu eenmaal noodzakelijk om hun levensstandaard te kunnen handhaven.
Van die 17 miljoen mensen vindt trouwens een ruime (zij het ietwat afnemende) meerderheid dat allemaal prima.
Intussen zijn er honderdduizenden mensen met een tijdelijk baantje dat hen elk moment kan worden afgenomen. ZZP-ers die een marginaal bestaan op bijstandsniveau leiden. Tienduizenden mensen, waaronder duizenden kinderen, zijn dakloos. En wie niet dakloos is, wordt door een losgeslagen Belastingdienst geringeloord, vooral als je zwart bent. Artikel 1 van de Grondwet, over de gelijkheid van iedereen, is voor een meerderheid in het land al lang een dode letter.
Soms, in het holst van de nacht, lig ik wakker en zie ik het schema: een van de rechtse partijen pleegt met behulp van de boeren en voetbalhooligans een staatsgreep. Als de Nederlandse staat zich daartegen al serieus zou willen verzetten heeft zij daar de middelen niet toe – een leger van enige betekenis hebben we immers niet.
Om zelf een beetje veiligheid te blijven genieten oefen ik intussen de Romeinse groet en roep daarbij heel hard: ‘Houzee!’
En morgen begin ik met de zoveelste herlezing van De Avonden van Gerard Reve. Zolang dat boek niet verboden wordt als entartete Kunst.
__________