Als rechtgeaard grootvader ga ik op twee dagen van de week naar de basisschool van twee kleinkinderen, ten einde ze mee te nemen naar huis – de ouders werken beiden, omdat ze dat allebei graag doen en omdat het nodig is omdat het voor hen, zoals voor heel veel mensen in een rijk land als Nederland niet mogelijk is van het inkomen van één persoon een gezin te onderhouden.
De kinderen komen na de bel vrolijk naar buiten. Altijd hebben ze iets bij zich: een of meer tekeningen, iets onduidelijk geknutselds, of zoals deze week, een zelf geknutseld kerststukje.
En dat is, mutatis mutandis, al zo aan de gang sinds de week voor Halloween. Ik zie wel signalen dat er in groep 3 al ijverig gewerkt wordt aan leren lezen, maar dat is het dan zo’n beetje. De kleinste, volgens mij een slim ventje van 4 uit groep 1, leert ook al de letters te herkennen en de cijfers te noemen – maar dat leert hij van… zijn zusje van 6.
Deze week stond ik op het schoolplein naast een kennis die ook haar kinderen kwam ophalen en we raakten in gesprek over het onderwijs, met name in de periode van een week vóór Halloween tot en met Kerstmis. Leren ze nog wel wat op die school? Was de vraag die wij elkaar stelden. Want als de kerstvakantie voorbij is staat carnaval alweer voor de deur en daarna Pasen en voor je het weet is het tijd voor allerlei zomeractiviteiten, voor de hoogste groepen voor het kamp, liefst zo ver mogelijk weg en: de musical. Mijn kennisje: ‘Leren doe je thuis.’
Het klonk als een cynisch grapje, maar helemaal onwaar is het niet.
Op diverse plekken op internet vind je het terug. Ik las enkele columns van basisschoolleraren die deze kwestie als onderwerp hadden – het thema: het onderwijs moet wel léuk zijn. Maar wat in die columns vooral betoogd wordt, dat is dat het onderwijs vooral leuk moet zijn voor de leerkrachten. Ik zie dat er kinderen worden genoemd de het hele weekend van slag zijn omdat ze maandag moeten deelnemen aan het kringgesprek, die vrezen voor schut te gaan door hun gebrek aan teken- of kleurtalent, om nog te zwijgen van verontrustende verklederij (griezelig: Halloween!) en schminkerij.
Op de school waar mijn kleinkinderen onderwijs genieten staat om de haverklap de geluidsinstallatie op de speelplaats te blèren: de muzikale keuze van de leerkrachten – All I want for Xmas is you, bijvoorbeeld.
Ik vond er ook een artikel waarin een nog veel serieuzer aspect wordt aangesneden, namelijk dat het nieuwe leuk op school ook in de hand werkt dat het werkelijke onderricht waarvoor de basisschool bedoeld is, zich verplaatst naar de thuissituatie, waar ouders die het zich kunnen veroorloven hulpkrachten kunnen inhuren die de bevoorrechte kinderen de basisvaardigheden van de basisschool – het woord zegt het al – bijbrengen.
In een ander pijnlijk-grappig stuk schreef een leerkracht dat hij het er mee eens was dat én een kamp én een musical wel wat te veel van het leuke was voor achtstegroepers (die in de brugklas worden geconfronteerd met de tekorten van de basisschool, die hen tot op de universiteit zullen blijven achtervolgen) en daarom besloten had dat de musical werd afgeschaft en vervangen door… het maken van een video. Mijn reactie daarop – als je filmmaker wilt worden is daarvoor na de middelbare school een keur van opleidingen beschikbaar – werd afgedaan met een korzelig: ouwemannenpraat.
Dat zal best wel voor een deel kloppen. Ik heb tussen 1945 en 1951 een degelijke basis gekregen voor mijn verdere leven; een kamp, een musical, een video kwam er niet aan te pas. Halloween bestond nog niet, Sinterklaas wel maar die zag je nooit en met Kerstmis had je thuis een kribje met het Kindje Jezus. Ze gingen wel eens voetballen op een braakliggend terreintje, maar daar deed ik uiteraard niet aan mee.
Je hoort mij niet zeggen dat we terug moeten naar die tijd. Maar als je waarneemt dat de leraren van de basisschool vaak zelf gebrekkig spellen, dat veel kinderen met een vrijwel onleesbaar handschrift van school komen, dan weet je dat er inmiddels een achterstand in onderwijskwaliteit is ontstaan die moeilijk in te halen valt.
En dat thuisonderwijs voor rijke mensen is natuurlijk geen oplossing. Al zullen degenen die vinden dat het systeem dat Aldous Huxley beschreef in zijn boek (uit 1932) Brave New World zo gek nog niet is. In dat systeem worden de mensen gemaakt in een laboratorium en de mensen die voorbestemd waren om in de mijnen en de staalfabrieken te werken tijdens de ‘zwangerschap’ voorzien van voldoende alcohol om ze voor de rest een beneveld en gewillig brein te verschaffen. Geen opleiding verder nodig.
En als verlate Kerstgedachte toch maar een positieve noot: als we het leuk van de opvoeding nu gewoon weer overdragen aan de ouders, dan gaan de kindjes graag naar school om eens een paar uur af te zijn van die verklederij en schminkerij, om dingen te leren die er toe doen.
Kinderen kunnen dat haarfijn onderscheiden.
En de leerkrachten die niet willen werken in zo’n ‘leerfabriek’, die zoeken toch een kolenmijn of een staalfabriek?
PS Na enkele malen doorlezen concludeer ik: ik heb het wat sterk aangezet. Maar ik hoop dat niettemin de bedoeling overkomt.
________
Laatste reacties