Omdat ik snel terug wilde naar Ulysses heb ik De Avonden in drie dagen uitgelezen (in die drie dagen ook nog het kerstfeest gevierd in familiekring en Love Actually gekeken, inclusief toch zeker een uur reclame, gewoon, om me te verkneukelen met deze bestgemaakte kerstfilm alweer zestien jaar oud is en niets aan rauwe ontroering heeft ingeboet.
Steeds sterker begin ik verwantschap met Frits van Egters te voelen – De Avonden is geen nihilistisch boek, niet flauw en saai, het is gewoon een opsomming van het innerlijk leven van een doodgewone doorsnee jongeman die het leven niet gemakkelijk opvat.
Tevens het boek waarin de meest ontroerende, hartverscheurendste passage uit de Nederlandse literatuur voorkomt, en wel deze (ietwat ingekort):
‘Moeder,’ zei hij. ‘Ja, muis,’ antwoordde ze. ‘Moeder,’ zei hij, ‘het geeft niet, maar het is geen wijn.’ ‘Geen wijn?’ vroeg ze, zich omdraaiend. ‘Die man zegt: ‘Appel-bessen, vruchtenwijn. Wijn, zegt die man.’ ’Ja,’ dacht Frits, ‘die man zegt: Appel-bessen, wijn. Het is trouwens Bessen-appel. O, zie ons. Grijp in.’
….
‘Laat eens kijken, zei ze en nam de fles over. Ze tuurde op het etiket, keek daarna over haar bril heen en gaf de fles terug. ‘Ik zie niets,’ zei ze, ‘de bril is beslagen. Straks zal ik binnen wel eens kijken.’ ‘Je hoeft niet te kijken, het is geen wijn,’ zei Frits.
‘Laat het nou maar dicht,’ zei ze ’dan breng ik het overmorgen wel terug.’ ‘Nou, dat is niet nodig,’ zei Frits, ‘het zal best smaken. Wat heb je betaald?’ ’Die man zei: Appel-bessen,’ zei ze, ‘wijn.’ … ‘Hoeveel heb je betaald?’ vroeg hij. ‘Drie gulden tien,’ antwoordde ze, ‘daar was een kwartje bij voor de fles’… ‘Nu is het ogenblik gekomen om te huilen,’ dacht hij. Zijn ogen werden vochtig.
‘Moeder,’ vroeg hij, van achteren een hand op haar schouder leggend. ‘ben je verdrietig? Zullen we samen huilen? Zullen we samen fijn zielig doen?’ Hij legde een ogenblik zijn gezicht tegen haar arm. ‘Zullen we even medelijden met onszelf hebben?’ vroeg hij. Bij die laatste twee woorden was zijn stem hees. ‘Die man zei – ‘ zei ze. ‘Nu weg, vluchten,’ dacht hij. ‘Voor het te laat is.’
Hij snelde de keuken uit, sloot vlug, maar geluidloos de deur en trad zijn slaapkamer binnen.
Ik kan er niks aan doen, maar mij is het dan even zo te moede als Frits, toen, op die Oudejaarsdag, 73 jaar geleden.
_______