Telefoon. 030, Utrecht dus. Ik ken niemand in Utrecht, maar geen anoniem nummer. Ik neem op.
Een mevrouw die iets roept over een firma namens wie ze belt. Ik wil ophangen, maar ach.
‘U hebt alweer een poosje geleden eens een vergelijking gevraagd van uw energieleverancier met andere.’
O jeezes, dat weer.
‘Ja, en?’
‘Bent u intussen van leverancier veranderd?’
‘Nee.’
‘Maar ik zie hier dat u bij Greenchoice nog altijd die hoge variabele tarieven betaalt.’
‘Ja, wat zou dat? Ik lever een groot deel van de stroom die mijn zonnepanelen opwekken terug aan Greenchoice, tegen diezelfde hoge tarieven.’
‘Maar, maar, u gebruikt 3500 kilowatt.’
‘Ik neem 3500 kilowatt af, maar die lever ik ook terug. Per saldo staan we vrijwel elk jaar quitte. Het maakt dus niet uit hoe hoog het tarief van Greenchoice is.’
Stom, ik laat me ook altijd weer meeslepen in zo’n gesprek.
Dat gesprek heeft niet bedoeling mij waar dan ook van te laten profiteren, de enige die, zou je kunnen zeggen, profiteert, dat is die mevrouw aan de telefoon.
Want ze heeft zo’n baantje: je belt met name bejaarden en andere onnozelen met een verhaal dat je veel geld kunt verdienen door een andere energieleverancier te nemen. Maar de enige die geld verdient is de firma van de mevrouw, die een premie opstrijkt van elke klant die van ene naar de andere leverancier gaat, en zijzelf, die een paar euro krijgt als ze me, met de nodige vasthoudendheid, zo ver krijgt dat ik inderdaad overstap, met haar hulp.
Die hulp heb ik niet nodig, uiteraard, maar ik wil helemaal niet overstappen, omdat de verschillen tussen leveranciers uiteraard miniem of zelfs nietbestaand zijn. Met Greenchoice heb ik bovendien altijd een prettig contact (als dat al nodig is) dus waarom zou ik overstappen? En als ik overstap krijg ik de premie die de werkgever van de mevrouw aan de telefoon eigenlijk zou vangen.
‘Mevrouw, ik hoor dat de gekookte tarbot met botersaus, in de schil gekookte aardappeltjes en jonge peentjes op tafel staat.’
‘Mag ik u dan na het eten nog eens bellen?’
‘Ik dacht dat we al klaar waren. En nee, want na het eten heb ik De Wereld Draait Door, ditmaal met Cecile Narinx, ja die, en Sander van de Pavert en Nico Dijkshoorn en Job Cohen, wat wil ik nog meer, en dan het NOS Journaal, Per Seconde Wijzer en dan wordt het zoetjesaan kinderbedtijd.’
‘Huh?’
‘Ja, u hoort het goed, ik ben niet goed bij mijn hoofd.’
‘O. Mag ik u dan mórgen nog eens bellen?’
Zou ze echt denken dat ze beet heeft?
‘En de gft-bakken moeten nog naar buiten, en ik moet de rijpe tomaten nog plukken, zeker een kilo of drie, en het is vroeg donker…’
‘Ja, ja, mag ik u dan later nog eens bellen?’
‘Mevrouw, heeft u nou echt nog niks in de gaten? Als u mij nog eens durft te bellen, dan trek ik u door de telefoondraad.’
‘Mag ik u er dan nog een op wijzen dat er na dit gesprek een bandje draait…’
‘Nee, dat mag u niet! Zoek ergens anders uw heil, ik gooi de telefoon erop, hoe onbeleefd dat ook is!’
‘Dag meneer.’
‘Dag mevrouw. En veel succes!’
‘Dank u.’
Klik.
En ik had me nog zo voorgenomen nooit meer kwaad worden op zo’n zielenpoot die hopelijk een huisgenoot heeft die de kost verdient.
Ik vind trouwens die Indiërs van Microsoft, die bellen om me de toegang tot mijn computer te ontfutselen, veel leuker. Die gaan echt in op mijn poging, het weer te Bangalore te bespreken in plaats van mijn inloggegevens.
Of ik neem op met barse stem: ‘Hier spricht die Geheime Staatspolizei!!’ Klik !
Of had ik die al eens verteld? O sorry.
_______