Wat deden jullie op 17 september 1944? Weer eens wat anders dan die eeuwige Kennedy en die onuitroeibare Newyorkse torens.
Ik voor mij weet het eerlijk gezegd niet. Ik was in afwachting van mijn zesde verjaardag, en waarschijnlijk drong dat niet tot me door. Ook niet dat mijn vader twee dagen later 41 jaar worden en als ik het beseft had zou ik het knap oud hebben gevonden.
De straat stond vol tanks, jeeps en halftracks, die samen het totale plaveisel aan gort hadden gereden. Een het begin van de straat was een nissenhut neergezet (nee, geen hut met nissen, maar een gebouw dat was bedacht door meneer Nissen, een Canadese luitenant-kolonel die al in 1930 het loodje had gelegd en dus ook al niks wist van 17 september 1944.)(Nog een tip voor de opgroeiende jeugd: denk aan de twee loodsen die bij het begin van de Molshow Utopia gebruikt werden.)
Als je denkt dat de bevrijding leidde tot gejuich en gehos op straat, dan heb je het mis. Dat kwam ook in Nijmegen pas los op 5 mei 1945. Wij bleven, na het mislukken van de Operatie Moestuin (waar we niks van wisten, denk ik) nog volop in oorlogsgebied. Met alle gevolgen van dien.
We woonden in het keldertje van ons huis, mijn vader ging stoïcijns elke ochtend naar zijn werk – wat en waar: al slaat u me dood, meneer – en hij kwam altijd terug met iets te happen, een halve varkenskop of een emmertje late pruimen. Ook staat me de volgende combinatie bij: een fles jenever, honderd gulden, Amerikaanse soldaten.
Ik had een broertje van net twee maanden, dat nogal aan de huilerige kant was. De Amerikaanse soldaten die honderd gulden over hadden voor die fles jenever, die dronken die fles meteen ook leeg in onze woonkamer. Als de baby huilde doopte een soldaat (of was het een generaal?) zijn speen in de jenever, en dan sliep het kind binnen een minuut. Mijn broer was de enige van wie ik precies gezien heb hoe hij de smaak te pakken heeft gekregen.
Snafu, werd die soldaat/generaal genoemd, iedereen vond dat een leuke bijnaam – pas veel later kwam ik er achter dat dat een acroniem was van een uitdrukking die in het Nederlandse ongeveer betekende: ‘situatie normaal: alles verkloot'. Je zou ook kunnen zeggen: stoethaspel.
Tijdens al die feestelijkheden werd mijn bijna vijftienjarige zus driftig het hof gemaakt door jonge Engelse knullen en deed mijn moeder, zoals het destijds heette: de Engelse was. Ik herinner me daar vooral de als keiharde ballen snot vermomde zakdoeken van.
Ik herinnerde me ook het trieste moment dat ‘onze jongens’ moesten opbreken, naar het front: zij wisten alleen dat ze naar Duitsland moesten. Intussen bulderde wekenlang de artillerie, opgesteld op het Nijmeegse Galgenveld, in de richting van Arnhem.
Op zondag kaartte mijn vader in onze woonkamer met de verdwenen ruiten (ze waren vervangen door stukken roze karton met ronde kijkgaatjes) stoïcijns met zijn Italiaanse neven. Vaak klonk het als ruzie, maar het was gewoon nakaarten. In de kelder troostte ik mijn moeder: al dat geknal zou ons nooit treffen. Deed het ook niet. Wat een inzicht voor een zesjarige.
Een meisje in de buurt was hopeloos verliefd op een Britse soldaat, die naar het front moest. Ze schreef hem een brief waarvan de korte inhoud snel in de buurt bekend werd: ‘Kom bek uit schuimen, schuimen kurrels no koet.’
Misschien was hij op dat moment al gesneuveld, wie zal het zeggen, want in Schuimen, beter bekend als Germany, bleef het nog lange tijd niet pluis. En de meisjes inderdaad no koet.
______