Zo, een flink begin gemaakt met het kappen van een weg in het oerwoud dat in twee weken tijd, ik herhaal in twee weken tijd is ontstaan in de tuin. Het ooit uit Italië meegebrachte exemplaar van Trachelospermum jasminoïdes (ik kan er ook niks aan doen, het is een klimplant uit de maagdenpalmfamilie, niet geheel winterhard) heeft van de periode gebruik gemaakt om ook mee te doen met de uitbundige bloei van misschien wil miljoenen exemplaren die in Italië huizen beklimmen en door hegvorming aan het oog onttrekken en die met name kleinere achterafbuurtjes en parken vullen met die aangename geur van de bloemen.
Zo is er meer. In het parkje in Levanto, kustplaatsje in de provincie La Spezia, waar ik al dertig jaar op onregelmatige tijden kom, wemelt het van de fraaie planten, van enorme exemplaren van platanen en acacia’s – waaronder een stokoude, die met touwen door die platanen overeind gehouden wordt – en ineens ook een linde die ik niet ken en die nog véél lekkerder ruikend bloeit, de hele omgeving hullend in een bijna bedwelmende geur.
We missen de Bougainvillea van B&B Villa Clelia, maar die moest kennelijk gesnoeid worden, en zal later wel weer in bloei komen.
Rozen overal, hortensia’s piepen hun bloemen door het hek van een beschaduwde tuin, iedereen heeft wel een pot met Aspidistra’s naast de voordeur.
Het wordt allemaal achteloos als vanzelfsprekend gezien, door iedereen, echt iedereen – want met name na 4 uur ’s middags is het druk in en rond dat park. Dat voor een groot deel bestaat uit speeltoestellen waar elke dag tientallen kinderen, veelal onder toezicht van grootvader en/of grootmoeder energiek hun behoefte aan beweging en waaghalzerij en sociaal knetterend bevredigen op de schommels, de trampolines, de klimtoestellen. De grootouders en anderen groepen samen op bankjes langs de kant, de een wil wat zon, de ander schaduw, alles is voorhanden. In de straat langs het park doen de mensen boodschappen, bij de slager, de bakker, het supermarktje, de winkel met verse pasta en daarbij is altijd wel tijd voor een praatje. Bij slagerij Da Sandro is zelfs een geïmproviseerd discussiepodium, half binnen en half buiten de zaak in gebruik.
Baby’s, veel baby’s, meer dan je zou verwachten in een land waar de vruchtbaarheid van de bevolking zo ongeveer het laagste is van Europa, veel in de duurste kinderwagens, anderen bij vader of moeder op de rug of op de borst in een draagzak.
Tussendoor schuifelt iedere middag een man van tegen de negentig jaar heen en weer in de straat. Ook passeert een rolstoel met daarin een man van over de honderd jaar, een inbleek gezicht met de ogen dicht en de tandeloze mond wijd open – hier worden dit soort ‘onvolkomenheden’ niet weggemoffeld, op een terras komen we terecht naast een jongeman en zijn vader, de jongeman heeft een gruwelijk misvormd, paars en rood opgezwollen gezicht.
Op het plein mag niet worden gefietst en gevoetbald, maar komaan: íets moet toch kunnen. En daarom fietsen jongens en meisjes van een jaar acht of tien nietsontziend snel rondjes tussen de andere fietsers en voetgangers; spelen jongens van diezelfde leeftijdsgroep met een bal, zoals ze dat op zondag op de tv de jongens van de Serie A zien doen.
Iets oudere kinderen, noem het pubers, hebben heel andere ideeën. De jongens groepen bij elkaar, de meisjes ook, de jongens onopvallend, de meisjes flamboyant, lange benen in de kleinst mogelijk afgeknipte spijkerbroekjes ter wereld, langzaam trekken ze in elkaars richting, pas later zien we een enkel stel langdurig staan tongzoenen, ja toe maar, het weer is zwoel om niet te zeggen drukkend.
Intussen denken wij aan ons dorp, buiten het winkelcentrum beweegt zich niets en in het centrum heb ik nog nooit iemand zien tongzoenen. Of zelfs maar een winkel zien gebruiken om over politiek te praten…
________