Op Twitter is een lange draad te vinden over de vraag, of je katten/poezen binnen moet houden, aan een touwtje moet uitlaten dan wel ’s morgens om zeven uur het huis uit kunt bonjouren, in de hoop dat hij of zij te zijner of harer tijd weer terugkomt. Bij ontstentenis daarvan kan altijd nog een zelfgeprinte boodschap met een portret van PoekieMoekie aan bomen in de buurt worden geprikt.
In die discussie wordt ook al een poosje gemeierd over de vraag, wat het loslaten van katten/poezen in de natuur voor gevolgen heeft voor de vogelstand. Tot mijn verbijstering zag ik een tweet van iemand die stelde dat het juist goed was katten/poezen los te laten, die vingen dan de zwakke vogeltjes weg en dan bleven alleen de sterke over, hetgeen een versterking van het ‘ras’ tot gevolg zou hebben.
Wie ooit gezien heeft hoe jonge vogels na het uitvliegen op de grond zitten te schreeuwen om voedsel, zal begrijpen dat de vogels, stom als ze zijn, niet begrijpen dat er inmiddels een exoot is losgelaten in de natuur, de huiskat, die korte metten maakt met het vrolijke stel koolmeesjes of mereltjes. Geen een daarvan overleeft lang genoeg om zijn of haar nageslacht sterker te maken.
Een huiskat, mijne dames en heren is echt een exoot, een dier dat door menselijk optreden in een ecosysteem opduikt en dat volledig in de war stuurt; ik noem de huiskat, de wasbeer, de bisamrat en de automobilist.
Kortom: een huiskat is óók een dier, maar geen natuur. Denkt u daar maar eens over na. En over de vraag hoe het komt dat, bijvoorbeeld hier in de buurt, nauwelijks nog mezen en merels voorkomen.
Komen wij te spreken over de droevige blik van honden. Een evolutiedeskundige meldt met droge ogen dat honden in de 33.000 jaar die zijn verstreken sinds de eerste wolven bij mensen in bed sliepen, een oogspiertje hebben ontwikkeld dat het hen mogelijk maakt ‘droevig’ te kijken.
En inderdaad, ik zie ook wel eens honden die ‘droevig kijken’, vrijwel uitsluitend tiepjes met van die loshangende vellen in het gezicht. Soms zijn die droevige ogen ook nog roodomrand, door het uitzinnig en gesmoord snikken in het kussen van de eigenaar wegens grote droevigheid.
Mijn dames en heren, die evolutiedeskundigen die zoiets beweren, die moeten echt terug naar vakje één van de universiteit, waar een professor staat die in tien colleges uitlegt, hoe je de valstrik van het antropomorf denken moet omzeilen. Die hond kijkt namelijk droevig, omdat een dergelijke blik van een hond op het menseljjk gezicht ‘droevigheid’ uitdrukt – maar daarom nog niet bij een hond. Waarom trouwens alleen bij honden en niet bij katten, mieren, haaien en dergelijke? Bewijs eerst maar eens dat een hond een emotie kent die mensen als ‘droevigheid’ omschrijven, en vraag je vervolgens af waarom dat de uitdrukkingsvorm heeft gekregen die je als mens zou moeten herkennen omdat het lijkt op iets dat je zelf hebt?
Droevig kijken is een menselijke bezigheid – als honden voor mensen herkenbare droevigheid kunnen tonen, waarom hebben ze eigenlijk niet meteen ook leren praten en lachen, door de voor dat doel noodzakelijke spieren te ontwikkelen? Of gewoon via hun huid zweten om niet altijd die onsmakelijke lap druipende tong uit hun bek te hebben hangen?
Om niet volledig uit de maatschappij verstoten te worden deel ik hier nog wel mee dat dit alles uiteraard sans rancune bedoeld is. Mede omdat kat en hond er in ieder geval niets aan kunnen doen. Dat is en blijft de taak van wat tegenwoordig zo schattig ‘het baasje’ wordt genoemd. Die zich eens wat meer zou moeten verdiepen in wat hij of zij rekent tot ‘de natuur’ alvorens er een grote waffel over open te trekken.
O sorry.
_________