Vanmorgen stond ik bij de kassa in het plaatselijke Kruidvat. Ja ik weet het, als de mensen in deze gemeente gaan stemmen dan stemt zestig procent op een rechtse partij of een lokale Pipo, en ik durf blind te stellen dat die allemaal voorstander zijn van ‘al die zwartjes op een lekke boot de Noordzee op’, hoewel het aantal ‘zwartjes’ in onze gemeente op een onopvallende twee procent geschat moet worden.
Het gekke is dat je dat soort extreme en gelukkig onuitvoerbare en bovendien volstrekt verwerpelijke standpunten niet op de gezichten kunt lezen. In het algemeen zijn het hier enigszins in zichzelf gekeerde mensen die op mij de indruk wekken van beschaafd en vooral bezig met het zich bemoeien met de eigen zaken.
Maar toen stond ik vanmorgen bij Het Kruidvat. Ik had bij de medicijnen – ik heb ineens hooikoorts – al die geheel in het zwart, inclusief hoofddoek gehulde vrouw gezien die bij de verkoudheidsmedicijnen met haar telefoon een videogesprek voerde met een man, en wel in een mij onbekende taal. Ik begreep door haar lichaamstaal – doosjes pakken en weer neerzetten – dat zij overleg pleegde over de vraag welke medicijnen het beste aangeschaft zouden kunnen worden.
Bij de kassa sloot ik achteraan in de rij, en daar was iets mee aan de hand. De rij bestond uit vijf mensen, die niet, zoals gebruikelijk bij elke kassa, achter elkaar staand enigszins in zichzelf gekeerd naar de zonnige straat buiten keken, maar alle vijf half omgekeerd naar de in het zwart geklede vrouw. Nee, ze keken niet, ze hielden haar angstvallig in de gaten. Af en toe wisselden ze als ongerust te interpreteren blikken met elkaar, en keken dan weer naar de vrouw, die doortelefoneerde en nu een foto maakte van een pakje medicijnen.
Ze keken – en dit is geheel ongefundeerde interpretatie – of ze verwachtten dan de vrouw elk moment óf een doosje medicijnen zou stelen en in die zwart kleding zou laten verdwijnen, of onder die berg kleding een bomgordel tot ontploffing zou brengen. Djamila, die naast me stond, was dit alles ook al opgevallen, bleek later.
Ik vond het uiteindelijk niet zo gek.
Ze stemden immers allemaal, nou ja, voor zestig procent, op iemand die zich ook achtervolgd voelt door spoken.
Het is nu enkele uren later. De traumahelikopter laat nog altijd op zich wachten.
Alweer loos alarm.
_________