Door Peter Stiekema
Het was een warme dag, eind september 1999, toen mijn vrouw en ik besloten vanaf ons vakantieadres in Le Racou (bij Argelès, aan de Côte Vermeille) een dagje naar de fraaie stad Gerona in Noord-Spanje af te reizen. Deze prachtige stad wordt omringd door een eeuwenoude stadsmuur, die een fraai uitzicht over middeleeuwse bouwwerken biedt.
Na een paar honderd meter over de muren gewandeld te hebben, het was best druk die dag, struikelden we bijna over een piepjong katje, dat duidelijk aan het creperen was in de brandende zon, zonder eten of drinken in de buurt. Alle andere wandelaars liepen met een boog om het diertje heen of stapten er over, zonder het een blik waardig te keuren. Wij keken elkaar aan, pakten het diertje op en namen het zo snel mogelijk mee naar onze auto, waar we het wat te drinken probeerden te geven uit het dopje van een waterfles. Daarna reden we zo snel mogelijk terug naar Argelès, waar mijn vrouw, die dierenarts is, naar een Franse collega reed om medicijnen en voer te halen.
Het diertje was ziek, had hoge koorts en zijn bekje was helemaal kapot en opgezwollen. Na hem behandeld te hebben en voorzichtig met een pipetje wat zacht voedsel te hebben gevoerd, gemengd met water, legden we hem, gewikkeld in een oud jasje van mij, om eem doos.
De behandeling herhaalden we ettelijk keren per dag, vooral op hoop van zegen. En na drie dagen kwam er uit ons vakantiehuisje op het strand van Le Racou ineens een klein katje de tuin ingelopen, dat duidelijk een heel stuk was opgeknapt. Onder een struik lag onze hond Lucky, een Bearded Collie, te slapen en het katje ging naast haar liggen en probeerde onmiddellijk bij haar te drinken, wat niet lukte, want ze had geen melk. Lucky liet het echter geduldig toe en meteen vanaf dat moment waren ze vrienden voor het leven.
Hij moest natuurlijk wel een naam hebben. Omdat we het katje in Gerona gevonden hadden dacht ik hem Gerona te noemen, maar na dat woord een paar keer hardop te hebben uitgesproken kwam ik tot andere gedachten, 'Laten we hem Tapas noemen', zei ik tegen mijn vrouw, omdat het zo'n klein brokje was, hooguit een week of vijf oud. Tapas werd het, hij ging mee naar ons huis in Limburg, groeide op, werd vriendjes met de andere katten en onze honden en had een fantastisch leventje, denken wij toch.
Maar aan alle mooie dingen komt vroeg of laat een slot. Tapas werd oud, ouder, heel oud en uiteindelijk ziek. We verzorgden hem zo goed als mogelijk, maar vanmorgen vroeg, maandag 25 maart, zagen we dat verdere behandeling geen zin meer had en dat we hem, op bijna twintigjarige leeftijd, moesten laten vertrekken.
Hij stierf door een injectie, hem toegediend door mijn vrouw als ultieme daad van liefde en daarmee kwam er een einde aan het lange leven van een geweldig huisdier, dat wat mij betreft een requiem verdient: Een bescheiden requiem voor Tapas.