Precies zevenenhalf jaar, te beginnen op 1 januari 1960, werkte ik bij dagblad De Gelderlander in Nijmegen en werd ik van een schuchtere net met groot verlof gestuurde dienstplichtige – ik had het tot korporaal geschopt – een min of meer ‘volleerde’, wat dat dan ook destijds betekende en nu betekent, dagbladjournalist, met een sterk accent op regionale journalistiek. Dat hield bijvoorbeeld in dat wij dagelijks een denkbeeldige abonnee, Tante Riek in Zieuwent voor ogen dienden te houden. Tussen die bedrijven door had ik al wel op een luchtmachtbasis bij Bordeaux (Marignane?) de Franse atoombom mogen aanschouwen, een raketvormige pijp van een meter of twee lang en dertig centimeter doorsnee. En wit, Spierwit. Geheel onnozel was ik dus al niet meer.
Veel interessanter, achteraf bezien: ik had in die zeven jaar acht maal de mis bijgewoond die op de zondag in de buurt van 14 februari werd opgedragen in een kapel vlak bij de redactie van de krant, door de censor van de redactie. Ik herhaal: door de censor van de redactie, een vriendelijke priester, die tijdens de mis ook een preek hield met een journalistiek onderwerp – ik heb er geen enkele van onthouden. Wel de naam van de patroon van de katholieke journalistiek: de heilige Franciscus van Sales. (Ik zie dat diens feest eind januari valt. Hoe kom ik dan aan 14 februari?)
Het bijwonen van die mis hoorde bij je dienstverband. (Deze zin tweemaal lezen). Ik had mij al jaren eerder volledig van het roomsche geloof gedistantieerd en nam de onuitstaanbare katholiekigheid van de hoofdredacteur van de krant, tevens uitvinder van de journalistiek, Louis Frequin, er als een niet al te schadelijk ongemakje bij.
Terzijde: het patroonsfeest werd destijds geacht te vallen op 14 februari, in de jaren zestig had nog nooit iemand van Valentijnsdag gehoord, zij het wel van Valentine, en wel de funny versie zoals bezongen door Rita Reijs in het onsterfelijke lied My Funny Valentine. Die Valentijn had een weke kin en zijn haar zat raar, maar Rita hield toch wel van hem.
Hetgeen een mooi bruggetje is naar de ware reden waarom op die zondagen de collega’s in grote drommen opdaagden voor de mis: daarna was de brunch (in de kantine van de krant) gevolgd door wat toen al heette ‘een aangeklede borrel’ in het Nijmeegs café-restaurant ’t Silveren Seepaerd, waardoor iedereen die niet aan de maandagkrant hoefde te werken in de loop van de avond straalbezopen thuiskwam. Een bijkomend voordeel was destijds dat op de hoofdredacteur en Henk B. na niemand een auto bezat en, interessanter nog: de meisjes waren niet uitgenodigd. Ik bedoel: echtgenotes, verloofden of vriendinnen. Meisjes werkten niet op de redactie.
Halverwege de jaren zestig was in dat laatste opzicht een voorzichtige kentering te zien in de katholieke journalistiek. De censor was er nog wel, maar zelfs op de redactie van De Gelderlander verschenen de eerste vrouwen, Margreet en Yvonne, die journalist wilden worden (de opleiding gebeurde nog vrijwel geheel ter redactie).
Gevolg was ook dat het gebruik werd voor het patroonsfeest ook de dames uit te nodigen, zulks trouwens onder protest van een niet onbelangrijk deel van de collega’s, die er de voorkeur aan gaven de beest uit te hangen zonder dat moeder de vrouw er getuige van was.
Sindsdien heb ik van de censor, noch van Franciscus van Sales meer iets vernomen (anders dan via de volgelingen van die laatste die zich nogal eens plachten te vergrijpen aan de hen toevertrouwde misdienaartjes – ‘Wat geeft de pastoor voor (penitentie voor) pijpen?’ ‘Meestal een reep Mars’) En die door de vroeger zo dociele katholieke journalisten ter zake alsnog aan de kaak werden gesteld, waarbij die journalisten een brede grijns niet konden of wensten te onderdrukken.
Hoe kwam ik nu aan dit onderwerp? Omdat ik toevallig zag dat vandaag, donderdag 14 februari 2019, in Amsterdam de prijs wordt uitgereikt aan de Journalist van het Jaar – de keuze zou, gezien de genomineerden, gemakkelijk kunnen vallen op iemand die met gevaar voor eigen leven bericht vanuit het criminele deel van de samenleving.
Daar zou Franciscus, noch wij vrolijke katholieke journalisten uit de jaren zestig, nauwelijks aan gedacht hebben.
Wij hadden het bovendien veel te druk met het bepotelen van de echtgenotes, verloofden en vriendinnen van de collega’s. Alsmede de nieuwe vrouwelijke collega’s.
Natuurlijk alleen op die ene zondagmiddag in februari dan, haast ik me daaraan toe te voegen. En uitsluitend in beschonken toestand van alle partijen en ook met uitdrukkelijke toestemming van alle betrokkenen, kan ik daar voor de zekerheid maar beter aan toevoegen.
Wat ik me wel afvraag: zou die Franse atoombom inmiddels niet over de uiterste houdbaarheidsdatum heen zijn?
________