Beminde gelovigen,
In deze donkere dagen voor Kerstmis is het gebruikelijk een boodschap te verkondigen van vreugde en liefde en van terugkeer van het licht en het uitzicht op een hoopvolle toekomst.
Maar nee hoor.
Daar is ten eerste het uitzicht op de Grote Gebochelde, de Afgevaardigde van de Satan en van Beëlzebub, de Plaatsvervanger op Aarde van het Grote Beest, de kapitalistische grootindustrie, de multinationale Moloch.
Wij hebben, beminde gelovigen en mijn geliefde kinderen, niets te verwachten van hem en van zijn kompanen, de Blonde Os en de Geklofte Ezel, die zich op een plaats aan de kribbe van onzen Heer Jezus Christus, zijn naam zij geheiligd, hebben weten te nestelen en eropuit zijn de Reddende Engelen, de Wijzen uit het Oosten en de eenvoudige Herders van eigen makelij de pas af te snijden en u en mij ter slachtbank te voeren, indien wij voor de zoveelste keer onze kostbare stem op de verkeerde zullen uitbrengen.
Maar ach, hoezeer te laat zullen wij bemerken hoe dicht wij genaderd zijn aan het uur waarop de profetieën uit de Apocalyps van den heiligen Doperd Johannes, zijn naam zij geheiligd, in vervulling zullen gaan.
Toen ik mij voorbereidde op deze noodlottige boodschap, waarmede ik helaas uw weelderige kerstdiner, zoals voorgespiegeld door de valse engelen van de Jumbo, de Plus, de Aldi, de Lidl en de Dirk, zal moeten veranderen in rottend vlees en bedorven fruit en alcoholvrij bier, moest ik denken aan de nucleaire krijg die ons wellicht te wachten staat, dat samenspel van de Blonde Marktkoopman aan gene zijde van de Oceaan, en het zwartharige Onderkruipsel in Noord-Korea met kerncentrales in Vlaanderen en het Walenland. En daar zal geween zijn en geknars van tanden, zoals het vijftigste vers luidt uit het dertiende hoofdstuk van het Evangelie van den Apostel Mattheus, moge God hem genadig zijn.
Maar ook wanneer die oorlog nog voorkomen zal worden omdat er nog moedige Amerikanen zijn tegen de Krankzinnige Koopman zullen opstaan – want zij zijn er nog, die Uitverkorenen – zal ons weinig goeds te wachten staan.
Want het is duidelijk dat de Machtigen der Aarde niet van plan zijn hun electoraat weg te jagen met onheilsboodschappen, niet zozeer aangaande het einde der tijden – hoewel ook dat niet helemaal ondenkbaar is – maar dan toch over het einde van het Tijdperk van Vrede & Overvloed waarin wij ons zeventig jaren hebben mogen wentelen.
Want ja, er zal Armoede zijn. En ja, er zal Ziekte zijn. En Dood. Maar als wij nu moedig onder ogen zien dat wij al die zeventig jaren in zondige Gulzigheid hebben geleefd, die ons niets goeds maar integendeel veel kwaads zoals Ziekelijk Overgewicht, Kanker en Fijnstof hebben gebracht, dan is het nog niet te laat.
Met de Gulzigheid bedoel ik die waarmee wij de door God de Vader diep in de Aarde verborgen Koolstof hebben verbruikt, die koolstof die de bedoeling had de moderne Appel van de boom van de Kennis van Goed & Kwaad te zijn. Die Appel hadden wij moeten vrezen als de Baarlijke Duivel Zelve, voor eeuwig verdoemd zij zijn Naam, maar nee, wij maakten er de Tweede Zondeval van, ons ooit zo duidelijk voorspeld door Habakuk de Ongelukkige, die zit aan de Rechterhand van God, vanwaar hij zal komen Oordelen de Levenden & de Doden.
Maar ziet, ik breng u toch nog een blijde boodschap. Want de strijd is hier nog niet gestreden, want wie mag er mee naar de volgende ronde? De ronde waarin beslist gaat worden in wat voor wereld wij zullen moeten willen leven als wij de Olie en het Gas hebben afgezworen, de hoogmoed van Daedalus en zijn eengeboren Zoon Icarus van de hand hebben gewezen en ook de strijdwagen van den Profeet Elias aan de schaarse nog resterende wilgen hebben gehangen – u begrijpt dat het om vliegtuigen en automobielen gaat, voor zo dom houd ik u nou ook weer niet, beminde gelovigen.
Ziet uzelve, ergens in een uitgestrekt woud met bomen, gehuld in luchtige kledij om een klein houtvuurtje zitten en u tegoed doen aan de vruchten van alle geboomte dat nog altijd uit het aardrijk zal spruiten, begeerlijk voor het gezicht, en goed tot spijze; natuurlijk zult u voor uw dagelijksch Brood moeten zwoegen in het zweet uws aanschijns, maar ja, dat deed u in het Tijdperk der Zonde al volstrekt zinloos in de sportschool. En als jullie deze keer nou maar zo verstandig zijn met je vingers van de vruchten van de Boom van de Kennis van Goed & Kwaad af te blijven, dan zou het nog wel eens weliswaar een weinig saai, niet al te weelderig – en al helemaal totaal niet cool – kunnen worden.
Ik persoonlijk houd mijn hart vast.
Maar kom niet achteraf zeuren dat ik jullie niet gewaarschuwd heb.
Ik wens u een gezegend Kerstfeest. En geniet van een eenvoudig etensmaal, misschien met spekjes en zo.
_________