Het was, lang geleden, zelfs een kinderspelletje: Muus in de mellik, dat is Nijmeegs voor ‘Muis in de melk’. Hoe het spelletje precies ging, dat weet ik me niet te herinneren, ik meen zelfs dat wij dat als kind ook al niet helemaal doorhadden.
Wat wij wel heel normaal vonden (maar uiteraard ook toen niet erg smakelijk) dat de aanwezigheid van een ongerechtigheid in de (‘los’ aangeschafte) melk helemaal niet zo abnormaal was. Hoe de muis in de melk kwam, daar dachten wij als kind niet aan – zat die al in de melk bij aanschaf, of was die er later in gekomen?
Uiteraard was de melk bedorven, die werd dus weggegooid. Maar niemand waagde het ooit een slok melk te nemen zonder te inspecteren of dat wel verantwoord was.
Met het verbeteren van het hygiënebesef, en tevens met het hygiënischer worden van de voedselproductie, kwam je iets dergelijks eigenlijk nooit meer tegen, je kon blindelings een slok nemen uit een pak melk zonder een dode muis of een slok benzine binnen te krijgen, zoals je ook in het algemeen er min of meer blindelings op kunt vertrouwen dat wat je in de supermarkt of – in iets mindere mate – op de markt koopt, betrouwbaar en vers, dus niet bedorven is. De houdbaarheidsdatum heeft gemaakt dat opletten nauwelijks meer nodig was.
Maar dan duiken twee ‘moderne’ verschijnselen op: ten eerste de antivaccinatiebeweging. De echte overtuigde antivaccers geloven niet alleen dat er een geheime samenzwering is, namelijk tussen de overheid en de fabriek die de vaccins maakt, zodat kinderen autist worden of erger; maar ook dat vaccineren onzin is: of ze menen dat hun kind geen kinderziekten kan krijgen doordat er zoveel andere kinderen wel gevaccineerd zijn, of zelfs dat het juist heel goed is voor de toestand van het kind om die ziekten door te maken.
Het tweede verschijnsel is dat men gelooft dat iemand die een product op de markt brengt wel zal zorgen dat het niet alleen handig in het gebruik is, maar ook écht altijd, en dus niet meestal, veilig. Een spectaculair voorbeeld is de Stint, de elektrische bolderkar die helaas wel erg duidelijk bewees niet veilig te zijn voor kinderen. Hoe kon dat? Nader (en te laat) onderzoek wees uit dat er van alles mis was met het karretje, met name door ontwerpfouten en dat de instanties die moeten zorgen dat apparaten met levensgevaarlijke ontwerpfouten niet op de markt komen, gewoon gefaald hebben.
Natuurlijk heeft de ontwerper die fouten niet met opzet laten zitten in het ontwerp. Maar hij of zij heeft gedacht dat als je nou maar precies de handleiding volgt en een aantal andere dingen vanzelfsprekend vindt, er dan niks kan gebeuren met dat ding, dat vervolgens wel in een enorme behoefte voorzag, en jarenlang min of meer klachtenvrij dienstdeed waardoor uit de praktijk was gebleken dat het dik in orde was. Totdat, ja, totdat.
In alle genoemde situaties dringt zich aan mij de conclusie, nee, voorzichtiger, de veronderstelling op, dat er ongemerkt een aantal generaties is opgegroeid waarvan de ‘leden’ niet allemaal de gevaren zien of niet willen zien (‘niet cool’) omdat ze in de praktijk maar zo zelden voorkomen. En dat geldt niet alleen voor het gebruik, maar ook voor de producenten.
Nog een voorbeeld: een grote vliegtuigfabriek heeft onlangs een nieuwe versie van een bestaand model op de markt gebracht, waarvan de software blijkbaar niet helemaal in orde was. De eerste 189 doden zijn intussen gevallen. Ik las ergens dat de piloten van het toestel beter hadden moeten opletten – maar mijn lekenverstand zegt mij dat die software in orde had moeten zijn, dan hadden die piloten ergens anders op kunnen letten. Men ging er ten onrechte maar vanuit dat een beetje op alles letten alle problemen kan voorkomen. Maar dan moet je geen piloten in zo’n toestel zetten die geleerd hebben blindelings op de onfeilbare werking van de computers in het toestel te vertrouwen.
Het wordt tijd dat er weer af en toe een muis in de melk wordt aangetroffen.
________