Vandaag maar eens een leuk probleem, waarvan de definitieve oplossing vermoedelijk nooit gerealiseerd zal worden.
Dat is niet het probleem van de totale bereikbaarheid die tegenwoordig van veel werknemers wordt geëist. Ik denk zelfs: niet omdat het moet, maar omdat het kan. Mijn oude leermeester Louis Frequin, hoofdredacteur van De Gelderlander, stond destijds op het onwrikbare standpunt dat een journalist 24 uur per dag in dienst was van de krant. Dat dat door iedereen als een loze kreet werd gezien viel af te lezen aan het feit dat de meeste collega’s eenvoudigweg ’s avonds de telefoon niet aannamen. ‘Als het de krant is, ben ik er niet.’
Lang verhaal kort: zonder een vakbond waar iedereen verplicht lid van is, kan dit probleem niet worden opgelost. Er zijn altijd onderkruipers die tegen de baas zeggen: ‘Ik wel hoor, altijd bereikbaar.’
Met bereikbaarheid heeft vooral de kwestie te maken die ik nu zou willen aansnijden. Ik werd erop geattendeerd door een tweet, waarin iemand zich afvroeg: waarom is er nog nooit een oplossing gevonden voor de dode hoek?
De enige afdoende, tevens praktisch onuitvoerbare oplossing: zorg dat fietsers en vrachtwagens nooit naast elkaar of elkaar kruisend op hetzelfde wegdek terecht komen.
En dat brengt mij meteen op mijn stelling van vandaag: de wijze waarop wij het wegverkeer hebben georganiseerd is onverantwoord en ronduit misdadig. We doen net of we nog in de dertiende of de zeventiende eeuw leven: toen konden de mensen iets beter de toenmalige verkeerschaos aan omdat er geen fietsen waren, geen auto’s en geen vrachtwagens. Men liep, reed op een paard of een ezel of een varken, en als je héél rijk was in een rijtuig, en dat bij elkaar was al voldoende aanleiding voor ongevallen.
Op een dier rijden is inmiddels erkend als een gevaarlijke hobby die geen praktisch nut heeft, maar daarnaast heeft een onwaarschijnlijke ontwikkeling plaats gehad. Als je tegen iemand in de zeventiende of achttiende eeuw zou hebben gezegd dat ooit verkeer normaal zou worden gevonden waarin zelfrijdende en toestellen op twee via vier tot achttien of vierentwintig wielen zouden zijn die zich met snelheden tussen de drie mijl (ze dachten toen in mijlen) en de honderd mijl tegelijkertijd op hetzelfde ‘wegdek’ (dat toen uiteraard nog niet bestond) door elkaar zouden rijden, elkaar kruisend en tegen elkaar in, dan zou de geachte voorvader op zijn voorhoofd hebben getikt en ‘koekoek’ hebben geroepen, als dat gebaar toen al bestond, natuurlijk.
En het is ook idioot, al dat kwetsbare vlees tussen die stalen mastodonten. Bijna dagelijks komen er nieuwe vervoermiddelen op steeds weer dezelfde wegen en alle bestaande vervoermiddelen worden anders gebruikt dan waarvoor ze waren uitgevonden. Daar komt bij dat, grosso modo, de verkeersdeelnemers met de bestaande verkeerswetgeving hun reet afvegen, ik noem maar even hardrijders, stintrijders, bumperklevers, voorrangnemers, dronken rijders, niet-helemaal-goedsnikrijders, brom- en scootmobielen, fietsers in het algemeen en zelfbenoemde wielrenners in het bijzonder, elektrische fietsers en bakfietsers, al of niet met kinderen, post of pizza’s. Het ontbreekt er nog maar aan dat links en rechts helikopters landen en andere vliegtuigen.
In de al aangestipte Middeleeuwse stadscentra, ooit uitgevonden voor voetgangers en wellicht af en toe een paard of een koets, zijn nu het toneel van een keiharde afrekening tussen blindelings voortscheurende onverlichte fietsers, automobielen in alle maten, koeriersbusjes, vrachtwagens van Jumbo, Albert Heijn en wat dies meer zij, verhuiswagens, brandweer, ambulance en politie. Het echte aangeschoten wild wordt uiteraard gevormd door de voetgangers die als dagelijkse praktijk schichtig een goed heenkomen zoeken.
Als de verkeerswetgeving naar de letter zou worden uitgevoerd, zou het verkeer volkomen vastlopen en zou menige automobilist die zich aan de wet wil houden – ik zwijg van de vrachtwagenchauffeur met zijn dode hoek – als snel tot de conclusie komen dat voor hem of haar geen plaats is in bewoond gebied.
De enige min of meer werkende oplossing waar ooit iemand (nota bene in opdracht van A. Hitler) op is gekomen is de kruisingsvrije autosnelweg. Maar één soort verkeer, namelijk gemotoriseerd verkeer in dezelfde richting en voor terug een aparte weg. Helemaal perfect werkt het niet, want op dezelfde weg rijden vrachtwagens die te hoog zijn voor tunnels of die hun lading bieten verliezen, naast automobilisten die minimaal 70 kilometer per uur móeten rijden, maar in principe, afhankelijk van hun motorvermogen en hun haast, tot wel 250 of zelfs 300 kilometer per uur kunnen rijden – en dat vaak ook doen, zie boven mijn opmerking over het afvegen van de reet.
Maar het is wel het juiste idee: de soorten verkeersdeelnemers en hun wegdekken strikt van elkaar gescheiden houden, dus ook niet kruisen of tegenliggen.
Hetgeen er op neerkomt dat de oude binnensteden volledig beschikbaar komen voor voetgangers (het kán: zie Venetië) en er buiten de bevolkingscentra enorm veel nieuw asfalt moet worden aangelegd plus bruggen en wegen. Gouden tijden voor de wegenbouwers.
Maar het moet wel. Eén lichtpunt: dan kan die onzin met zelfrijdende auto’s ook meteen naar de prullenmand.
Ineens kunnen we zelf perfect en met plezier rijden.
_________