Van een toevallig ontmoete collega vernam ik twee weken geleden dat door dagblad De Limburger nog enige aandacht zou worden besteed aan het honderdjarig bestaan van het Limburgs Dagblad. Beter gezegd: er zou nog aandacht worden besteed aan het feit dat in oktober van dit jaar het een eeuw geleden was, dat het Limburgs Dagblad in Heerlen werd opgericht. Want sinds vorig jaar bestaat de krant niet meer, na nog enkele jaren een noodlijdend bestaan te hebben geleid als kopblad van De Limburger met laatstelijk een abonnee-aantal van 18.000 – kunstmatig laag omdat de krant alleen nog in de voormalige Oostelijke Mijnstreek verkrijgbaar was.
Opnieuw toevallig hoorde ik van buurman Jos, die een abonnement heeft op De Limburger, dat het verhaal er inderdaad vorige week in had gestaan en leverde mij er de platte tekst van.
Die tekst is van de hand van een zekere Caspar Cillekens en waar die de laatste honderd jaar is geweest, ik zou het niet weten, in ieder geval is hij geen groot kenner van de Limburgse pers.
Als enige bron (buiten oude kranten) blijkt hij een stuk van collega Servé Overhof te hebben geraadpleegd. En niet eens het boek dat Cor Lommers ooit schreef in opdracht van de toenmalige directeur, Jos Drehmanns, Een bijzonder bedrijf in Limburg, een serviel stukje werk dat je echter op maar weinig feitelijke onjuistheden (hoogstens door weglating) kunt betrappen.
Het stuk van Cillekens wordt begeleid door een in 1972 en inmiddels tot op de draad versleten foto die Frits Widdershoven maakte, voorstellende met borden en spandoeken demonstrerende redacteuren van het LD, die tegen de overname van het dagblad door de Holdingmaatschappij De Telegraaf (en dus niet door dagblad De Telegraaf) waren.
Het artikel van Cillekens doet deze cruciale wending in de geschiedenis van het LD af met drieënhalve regel (op A4-formaat).
Ruim de helft van zijn verhaal vermeit zich in de periode tussen 1918 en 1955 en somt vooral Limburgse geschiedenis op, politiek zeer rechts en druipend van aanbidding voor kerk en koningshuis. Daar is op zich geen bezwaar tegen, maar de echt zowel in historisch als in journalistiek oogpunt belangrijke periode in de geschiedenis van het LD, wordt in het stuk van Cillekens volledig onbesproken gelaten.
Die periode besloeg de jaren 1965 tot 1972.
In 1965 was directeur Arnold Hoefsmit met pensioen gegaan, hij liet een solide bedrijf na met een fikse bankrekening en een zo goed als ingeslapen krant.
In het Nijmeegs café ’t Stuupke’ hadden ondertussen Gelderlanderredacteur Frans Hulskorte en sociologiestudent Jules van Neerven onder het genot van menige blonde schuimgekraagde een idee uitgewerkt dat een revolutionaire modernisering van regionale dagbladen inhield.
Toen ze daar net mee klaar waren greep Van Neerven kans Arnold Hoefsmit op te volgen en haalde meteen Frans Hulskorte naar Heerlen, als opvolger van de op een zijspoor gerangeerde fungerend hoofdredacteur van het LD Jo Groen.
In 1965 werd ook de sluiting van de inmiddels absoluut onrendabele kolenmijnen aangekondigd en voortvarend ter hand genomen.
Van Neerven begon meteen het door Hoefsmit gespaarde geld te investeren in een eigen clichéfabriek (hij dacht daarbij aan kleurenfoto’s), het links en rechts aantrekken van goede (dus dure) journalisten, die ook nog eens een ruim onkostenbudget ter beschikking kregen, het uitbrengen van delen van de krant op roze papier, kortom de krant een niet minder dan internationale allure te geven.
Tegelijkertijd hervormde Hulskorte de krant zodanig, dat regionaal nieuws van grote kwaliteit een veel prominentere plaats in de krant kreeg, maar daarnaast het nationale en wereldnieuws ook op bijna kosmopolitische manier werd aangepakt.
Een bijzonder aspect van het nieuwe beleid was de rubriek Visie op Limburg, een dagelijks commentaar dat werd geschreven door Jos van Dieten, daarbij gesteund door een ploegje onderzoeksredacteuren. Langs die weg koos de krant onomwonden de zijde van de tienduizenden mijnwerkers, aan wie vervangende werkgelegenheid en/of een goede afvloeiingsregeling was beloofd, maar die voornamelijk in de uitzichtloze wao terechtkwamen. Dag in dag uit tamboereerde de krant op dat onderwerp.
De resultaten van dat alles bleven niet uit: de krant steeg in enkele jaren tijd naar een maximum van 87.500 abonnees. Tegelijk raakte zij volledig gebrouilleerd met het Limburgse establishment, gevormd door de gevestigde politiek (lees: de KVP en de katholieke mijnwerkersvakbond) en de mijndirecties.
Achteraf leidde dat tot een bijna hilarische vete tussen Van Neerven persoonlijk (die zich intussen, na het vertrek van Hulskorte, de titel directeur-hoofdredacteur had aangemeten) en het Limburgse establishment. Een en ander nog gekleurd door het feit dat Van Neerven, als Brabander, eerlijk gezegd flink neerkeek op Limburg. Persoonlijk ben ik aanwezig geweest bij een barokke scène (bij Van Neerven was alles barok) in het Maastrichtse café De Knijnspiep, waar Van Neerven een (stevig begoten) discussie besloot met de opmerking: ‘Ik schijt zó’n hoop stront en smeer die uit over heel Limburg’.
Van Neerven had intussen al het door Hoefsmit zo zuinig bijeen gespaarde geld opgemaakt – er was in het kader van de abonneewerving een uit twee delen bestaande breedbeeld speelfilm gemaakt, het aantal journalisten op de krant passeerde de negentig, er werd – bijzonder in die tijd – vrijwel permanent lezerskringonderzoek gedaan. Wat niet veel geld kostte was de oprichting, op initiatief van Van Neerven, van een redactieraad, geleid door adjunct-hoofdredacteur Joop van den Berg, die later nog eens voorzitter zou worden van de fractie van de PvdA in de Eerste Kamer.
Naar de mode van die tijd was die raad op een gegeven moment in vrijwel permanente vergadering bijeen, in de raad gingen stemmen op om de redactie te plaatsen onder arbeiderszelfbestuur – toen werd het Van Neerven, die inmiddels van alle kanten onder druk stond, ook al omdat zijn plan om in Heerlen een geheel nieuw krantengebouw neer te zetten werd gedwarsboomd, te gortig. (Het gebouw was getekend door de architect die ook het gebouw van Der Spiegel in Hamburg had ontworpen.)
Van Neerven toonde met zijn beroemd geworden bevelschrift dat hij niet zozeer een democraat als wel een dictator was, en de redactie kroop geschrokken in haar schulp en daarna in het gareel.
Maar voor Van Neerven was het doek toen al bijna gevallen. In de aanloop naar de overname door Holding De Telegraaf werd hij ontslagen en werd Jos Drehmanns, aandeelhouder en commissaris van het LD en eerzaam wijnhandelaar te Roermond, benoemd tot directeur. Die zette, als spin in het web van de firma, die intussen voor een appel en een ei te koop was – de deur wijd open voor De Telegraaf. De redacteuren waren het daar niet mee eens – ze hadden daarbij allerlei motieven, niet alleen tegen het feit dat De Tel destijds, net als tegenwoordig trouwens weer, een rabiaat rechtse krant was, maar vooral omdat ‘die hoere-Hollanders van daarboven met hun vuile poten van onze mooie Limburgse krant moesten afblijven’. De rest is bekend: het heeft niet mogen baten. Dat de krant met de overname wel gered was, drong pas later door.
Na de overname werd een nieuwe hoofdredacteur gedropt, Pierre Huijskens, ook al uit Roermond, voor drie jaar geleend van Elseviers Weekblad. Onder zijn bewind keerde het Limburgs Dagblad terug in de schoot van de Moederkerk – sommige redacteuren smaalden dat het voortaan in de weekendbijlage ‘elke zaterdag paterdag’ was – en schurkte als vanouds weer aan tegen het politieke establishment, dat intussen niet meer uitsluitend uit de KVP bestond.
Sommige verworvenheden uit de tijd van vóór 1972 bleven, zoals vrijuit schrijven over abortus, euthanasie, vrouwenrechten, discriminatie, maar in het algemeen ging de krant een beetje muf ruiken, als een lang ongeluchte kelder. Zeker onder hoofdredacteur Winus de Rouw – later nog hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad – werd het LD uitdrukkelijk geadverteerd als ‘de krant voor het hele gezin’. Pas in de jaren negentig, na de komst van hoofdredacteuren met een brede visie, ging het LD op in de hoofdstroom van Nederlandse regionale kranten. De tijd dat het LD de beste regionale krant van het land was, die was toen al lang voorbij. Aan de horizon doemde tegelijk het wereldwijde web en direct daarna de sociale media op.
En hierna mogen dan de laatste alinea’s van het stuk van Cillekens gelezen worden.
Ja, het stuk is daarmee ruim tweemaal zo lang geworden, maar nu doet het tenminste recht aan de geschiedenis en de betekenis van het Limburgs Dagblad, dat vorig jaar op hoogst onceremoniële wijze en geheel ten onrechte met stille trom, de das om werd gedaan.
_______
Bovenste foto: Jules van Neerven (links) neemt het roer over van Arnold Hoefsmit. Onderste foto: Pierre Huijskens.
_______
hhBest
Boek & Film
Laatste reacties