Sinds 1964, toen ik een huis betrok dat ik had gekocht in Groesbeek, tuinier ik. Anderhalf jaar later vertrok ik naar Schaesberg in Zuid-Limburg en plantte daar in de voortuin en Magnolia soulangeana. Je moet nooit teruggaan naar je tuin als die in handen is van iemand met een eigen mening, want de eerste keer dat ik langs reed (ik was er in 1974 vertrokken) bleek men de boom op buitengewoon brute en ondeskundige wijze te hebben ‘gesnoeid’. En vorig jaar heb ik moeten constateren dat de boom, die zich wonderlijk goed had hersteld van die aanslag, gewoon was gerooid.
Niet mee bemoeien.
Van de vorige droge zomer had ik geen last. Dat was de zomer van 1976 die zomer met het motto: Ah, je dacht dat er geen einde aan kon komen. Ik woonde dat jaar op de vijfde verdieping van een flat in Den Haag. Zonder tuin, dus.
De huidige tuin heb ik sinds maart 1977. Er is enorm mee geëxperimenteerd, er kwam een flinke moestuin, bloemenborders, rotstuinen van mergelbrokken. Tien jaar lang werd de tuin beheerd in het licht van een wekelijkse rubriek in het Limburgs Dagblad met de treffende titel: Wat doen we in de tuin?, daarna werd het huis uitgebreid, verdwenen de moestuin, de kersenbomen, de berken, de appelboompjes.
Nadat ik enkele jaren lang een hobby had aan het kweken van zeldzame vaste planten ontstonden er vanzelf enkele problemen. Ten eerste bleek het geen goede beslissing te zijn geweest daslook aan te planten, en bij het enthousiast ruilen van zeldzame vaste planten kwamen er ook ongenode gasten mee, zoals zevenblad en akkerwinde. Deze drie vormden tot dit voorjaar een gezellig trio, gewoon, omdat het de hele tuin had overwoekerd, maar dat wel enigszins in de hand viel te houden door stug uittrekken en kortwieken.
Ze hadden zich vooral kunnen uitbreiden door de reizen die we in de jaren negentig gingen maken met de camper, enkele per jaar waaronder een van zes weken in de zomer. Niemand wiedde het onkruid, daar viel het resultaat mee te verklaren.
En dan het weer. Wie een tuin heeft moet niet zeuren over het weer.
We hebben gruwelijke late nachtvorsten gehad, zoals in april 2017, een echte windhoos, in juni 2016, enorme hoeveelheden sneeuw, tot in mei 1980, strenge vorst waardoor gevoelige planten het loodje legden, schimmels, luizen, woelratten, katten van de buren die in onze moestuin kwamen schijten, gewillige kennissen die allerlei tuinschatten aanzagen voor onkruid en die dus gedienstig uitrukten.
En toen kwam het voorjaar van 2018. Nog nooit bloeide de tuin zo weelderig. Mede dankzij het uitblijven van nachtvorsten, integendeel, mede dankzij hoge temperaturen in lente en voorzomer en het uitblijven van overvloedige regenval kenden we een periode van weelderige bloei en schitterende vruchtzetting. Nog nooit bloeiden de druiven zo vroeg, nog nooit begonnen de eerste blauwe druiven al op 15 juli te kleuren.
Maar toen daagde het langzaam: het regende niet, het bleef maar droog. De laatste regen die ik meemaakte viel op 11 juni, en dat was niet in de tuin, maar op de Duitse A61, ter hoogte van Koblenz. Een lekkere malse bui.
Sindsdien sta ik bijna wanhopig planten die ik ontzettend graag in leven zou willen houden te besproeien. De tomatenplanten, die een flinke oogst dragen, moeten dagelijks drie of vier liter water hebben. De hortensia’s hebben er moeite mee, de bloemen verbranden in de felle zon. Veel Helleborussen binden het ook veel te warm en leggen het loodje.
Maar zoals gezegd: je kunt er niks aan doen, buiten een beetje water zo gunstig mogelijk verdelen. Het is wat Gerard Reve tegen God zei (maar dan eigenlijk over een ander onderwerp) Gij hebt Uw lichtjaar,/Ik mijn centimeter en dat geldt natuurlijk ook bij de vergelijking van een regenbui en een tuinslang.
En ik zie ook hoopvolle tekens: het zevenblad vertoont zich niet meer, de akkerwinde, die bij niets doen in normale jaren de hele tuin overwoekerd zou hebben met zijn witte bloemenpracht, is eigenlijk geheel verdwenen.
Zou dat de mooie kant zijn van de droge zomer? Behalve dat je elke dag wel in diverse beschaduwde hoekjes van de tuin kunt borrelen en dineren?
Dat zou mooi zijn, toch?
En zo komt er plaats voor nieuwe planten.
Volgend jaar een heel andere tuin.
_______