Het vermoorden van het eigen huisdier, ten einde het anderhalf uur later op te dienen met een takje rozemarijn, dat is in de publiciteit de laatste jaren op onregelmatige momenten een punt van belang. Het gaat daarbij niet om de hond of de kat – hetgeen ik een zegen zou vinden, al zou ik het vlees niet eten – maar om kip, konijn of varken.
De moderne medemens is best bereid ver te gaan op het punt van het consumeren van andermans vlees, maar de belangrijkste voorwaarde is wel dat het desbetreffende product niet meer herkenbaar is als afkomstig van een min of meer schattig levend wezen. Een voorbeeld: een kogelbiefstuk kan evengoed van siliconen zijn.
En zelfs wat die schattigheid betreft zijn er veel mensen met vrijwillig beperkende voorwaarden. Zo ken ik nogal wat mensen die best een vis van de barbecue willen eten, mits die wel tevoren is ontdaan van de kop, zodat het dier je, eenmaal beland op een bedje van rucola op je bord, je niet meer verwijtend kan aankijken.
Bij een kip is dat meteen al gemakkelijk. Eén tik, weg kop. Niet loslaten om rond te laten rennen als een kip zonder kop, dat vind ik dan weer onnodig sollen met andermans leed.
Met koppen heb ik zelfs trouwens geen ervaring, ik meen me wel vagelijk te herinneren dat ik geholpen heb bij het plukken van een kip, een smerig en stinkend karweitje. Maar de inhoud interesseerde me wel, met name de eierstokken met in de kiem gesmoorde eitjes vond ik enig.
Wat de varkens betreft, ik heb weleens een speenvarken geroosterd, voorwaar geen eenvoudig karwei, want terwijl het ene deel verbrandt is het andere nog praktisch rauw en alles ertussenin.
Nee, ik moet zeggen dat vooral het konijn een belangrijke rol heeft gespeeld in mijn leven. Mijn vader fokte in de Tweede Wereldoorlog konijnen, ik wist ooit het verschil tussen Hangoren, Vlaamse Reuzen en Kleine Hollandertjes. En dat die trommelzucht konden krijgen van teveel kool, of sla.
Op bepaalde dagen in het jaar aten we konijn – altijd zacht gesmoord in tomatensaus, met daarbij een salade van radicchio (uit eigen tuin) en polenta. De konijnen woonden in een hok dat weer onderdeel was van een schuurtje in de achtertuin, en daar zag ik op gezette tijden dat de konijnen niet hadden stilgezeten: dan waren er ineens van die kleine, blinde naakte jongen in een nestje van het bont uit eigen borst van de moeder. Dat beloofde weer diverse feestmaaltijden als boven omschreven.
Mijn familie was inmiddels verdeeld in twee kampen: enerzijds mijn moeder, twee zussen en een broertje, anderzijds mijn vader en ik.
Dat er twee kampen waren zag je alleen tijdens de fase waarin het konijn eraan moest geloven. Als mijn vader met het zieltogende konijn de keuken in kwam, vertrokken de drie dames en aankomende heer naar buiten en gingen op straat staan roepen dat ze het allemaal maar niks en gemeen vonden en het niet wilden zien.
Mijn vader was wel degelijk begaan met het lot van de konijnen. Zo overlegde hij diepgaand met zijn neven en vrienden wat je zou kunnen doen om het konijn pijnloos te doden en wel zo dat het bloed er nog helemaal uit kon lopen. De oplossing was dat je het konijn bewusteloos sloeg met de zijkant van de hand. Dat moest zorgvuldig gebeuren, vlak achter de oren. Daarna snel met een scherp mes de halsslagader doorklieven en het bloed in het afvoerputje van de riolering weg laten lopen.
Daarna werd het dier ondersteboven aan een haak boven de enige waterkraan in huis, die in de keuken, gehangen en het lichaam met een snelle lange snede geopend. De lever en de nieren werden apart gehouden, en ik kreeg de longen aangereikt, het hoogtepunt voor mij van het slachtfeest (ik was een jaar of zeven, acht): door te blazen in de luchtpijp zwollen de longen op. Dat kon maar enkele minuten na het doden van het dier, dus ik stond op hete kolen bij te trappelen.
Daarna ontdeed mijn vader het dier snel van zijn of haar huid – dat ging heel snel – en hing het karkas aan een haak in de kelder, want het dier moest een dag of drie besterven.
Ik herinner me dat mijn vader het vel van diverse konijnen looide en er matjes van maakte, om voor het bed op de koude vloer te leggen.
Na het besterven en volgens de regels van de kunst toebereiden van het konijn schoven de inmiddels weer binnengekomen familieleden aan bij de conín’ cul self, ai, polentina e radic.
Ik vond dat alles volkomen normaal en ik heb eraan overgehouden dat je eet, of je wordt gegeten.
________