Het werk beviel hem wel, het lag hem ook wel, hoewel hij niet kon ontkennen dat het hem al een beetje begon te vervelen.
Ze waren bij het bedrijf, waar hij elf maanden geleden in dienst trad, heel tevreden over hem, het verwonderde hem zelfs hoe snel hij werd aangenomen.
Tijdens die elf maanden kreeg hij minstens drie functioneringsgesprekken. Het ging allemaal fantastisch, ook de klanten waren zeer tevreden over zijn hoffelijke benadering, zijn deskundigheid, de vlotheid waarmee hij vragen en klachten afhandelde. Ze vonden alleen dat hij een beetje erg onderuit lag op zijn stoel terwijl hij een klant aan de telefoon had, en ja, eigenlijk ging hij ook een heel klein beetje te amicaal om met de klanten.
Deze week had hij het volgende functioneringsgesprek, en hij wist al waar het op uit zou draaien, want hij had in die elf maanden al bijna alle collega’s ontslagen zien worden, die er w2aren toen hij er begon, of zoals het in neokapitalistisch jargon heeft: hun contracten niet verlengd zagen. Hij begreep ook uit gesprekken met collega’s dat vrijwel niemand ooit een vast contract kreeg.
En dus stond hij gisteren op straat, gelukkig met nog voldoende vakantiedagen om met onmiddellijke ingang niet meer terug te hoeven naar die ballentent.
En opgelucht dat hij niet in de situatie zat van een aantal van de mensen die hij tijdens zijn ‘loopbaan’ daar ontslagen had zien worden: een man met een zieke vrouw en twee kleine kinderen bijvoorbeeld.
Maar toch: je moet die zware gang naar het UWV gaan, je moet gaan solliciteren en de onzekerheid over de vraag of het ooit nog zo vlot gaat als deze keer. De baan had, met alle bezwaren, ook voordelen, bijvoorbeeld dat hij er op de fiets in tien minuten kon zijn.
Waar haalde je zo snel een nieuwe baan vandaan, nu eens een keer een die betere vooruitzichten bood – hoewel de verhalen van anderen hem al lang duidelijk hadden gemaakt dat een vaste baan een lot uit een zuinige loterij zou zijn. Dus: geen mogelijkheid om een huis te kopen, geen mogelijkheid om plannen op langere termijn te maken, geen mogelijkheid op te klimmen in het bedrijf.
Intussen, zo stelde ik me voor, wreven de weinigen die het bedrijf leidden (allemaal aandeelhouders) en uiteraard wel een vaste baan en een goed inkomen hadden, zich de handen: er was er zelfs een bij die er wel lol in had iemand in bedekte termen toe te roepen: ‘you’re fired!’ Om dan weer gezellig een paar van die losers bij zich te roepen die ten einde raad bij zijn bedrijf hadden gesolliciteerd naar een uitzichtloos en slecht betaald baantje waar het vooruitzicht was: weer werkloos worden, misschien wel in de bijstand terecht komen.
Hij was vastbesloten, het zou hem niet overkomen. En zorgtoeslag en huurtoeslag en een uitkering konden hem en zijn huishouden net op de been houden.
En dan wil ik het nog niet hebben over die andere, met een mooie hbo-opleiding en hartstochtelijk liefhebber van zijn werk. Die een baan van 24 uur per week weet te regelen, met na een jaar of drie een vast contract, en dan een taak krijgt die nog niet in zestig uur te vervullen is – autovergoedingen (voor de verplicht aangeschafte eigen auto) worden niet of te laat vergoed, dat overwerk wordt helemaal niet vergoed, ook niet als het ’s nachts, in het weekeinde of in de vakantie plaatsvindt, zich niettemin het lazarus werkt tot de onvermijdelijke burn-out en dan merkt dat de baas hem intussen stiekem liever kwijt is dan rijk.
In wat voor wereld zijn wij eigenlijk terecht gekomen?
__________