Veel gehoord en gelezen over het legenestsyndroom (kom, even goed lezen) maar nooit aan den lijve ondervonden. Ja, we hebben wel ooit geleefd zonder kinderen, maar dat is wat anders.
Gisteren vertrok de jongste zoon, na bijna 31 jaar, van het nest, dat daardoor leeg achterbleef. Hij had voor ons mogen blijven blijven, maar op zekere dag word je volwassen en wil je wel eens wat anders kunnen zeggen dan ‘ik woon bij mijn ouders’.
Wij koolmezen zaten een paar seconden lang verbaasd te kijken naar dat lege nestje van ons..
Het nest is natuurlijk niet leeg, want wij zijn er nog, maar ineens is het huis wel erg groot voor Djamila en mij.
O ja?
Ineens kunnen alle gordijnen open, net als alle deuren, en stroomt het zonlicht in nauwelijks behapbare hoeveelheden door de gehele tent. Het huis heeft een vloeroppervlak van 240 vierkante meter, dat is natuurlijk niet weinig maar ook weer niet zoveel dat je elkaar nauwelijks meer tegenkomt.
Ineens is er de mogelijkheid van een walk-in wardrobe, excuse my French, een aparte kijkruimte voor Utopia, voor met zijwind landende vliegtuigen en voor het scheppen van stukjes over boeken en over lege nesten.
Wat doen we, ineens, met dat lege souterrain? Komen we vast nog op, 21 jaar was het een onontbeerlijke aanvulling op het huis, en dat is het nog. Dat móet namelijk.
Alleen al voor de zich daarin bevindende wijnkelder – dat laatste is des te luxueuzer nu we half en half van d’n drank af zijn.
En er is ruimte voor boeken! In het tempo waarin wij boeken aanschaffen is geen enkel huis uiteindelijk groot genoeg.
Gisteravond, na de hele dag trappen lopen naar de flat van de jongste – ik heb ruim 1200 treden bestegen met een doos, kist of krat en met lege handen afgedaald – vonden we dat een smakelijke fles wel tot de mogelijkheden moest behoren.
En we bespraken dat we nu niet meer wakker hoefden te liggen omdat hij ‘uit’ was, daarvoor het licht moesten aanlaten en de voordeur onafgesloten. Dat we nu door het huis konden lopen in een tenue (of afwezigheid daarvan) zonder dat iemand daar bezwaren tegen opperde, dat we logees in stijl te slapen konden leggen, de friteuse de deur uit kon.
We moesten natuurlijk wel iemand vinden die in de vakantie op ons huis paste, de dakgoot eens per jaar schoonmaakte, de banden van de auto’s kon verwisselen – maar ja, het is natuurlijk nogal egocentrisch om dáárvoor kinderen in huis te houden.
Dat legenestsyndroom, dat is, mag de conclusie luiden, weer zo’n moderne gril, thuishorend in de gedachte dat een bruiloft een halve ton moet kosten, exclusief de kosten van de bijpassende vrijgezellenavonden.
En dat automatische ‘de oren spitsen’ waar je aan gewend was geraakt omdat je nu eenmaal verantwoordelijk bent, dat gaat vanzelf over.
Net als het bonke bonke van de moderne muziek die de laatste telg zo gaarne ten gehore bracht.\
________