Frits Schils, dat was nou eens een echte ouderwetse journalist. In de betekenis van: vooroorlogs degelijk. Het is alweer bijna 11 jaar geleden dat ik hem voor het laatst zag, bij de begrafenis van een andere collega, en nu hoor ik via via dat hij ook overleden is. Hij was op Eerste Kerstdag 85 jaar geworden. Frits’ vader was journalist, evenals zijn broer Jan.
Ruim een kwart eeuw, tussen 1967 en 1992 hebben we in elkaars directe omgeving gewerkt bij het Limburgs Dagblad – eerst elkaar afwisselend als redacteur binnen- en buitenland, later bleef hij dat doen, en hij was vooral redacteur buitenland.
Frits was zo’n journalist die volledig kon opgaan in zijn onderwerpen. Hij was nog vóór hij bij de krant kwam werken een groot reiziger op de Balkan. Hij trouwde dan ook de Griekse Aphrodite uit Saloniki en hij sprak uiteraard vloeiend Grieks. Zijn vrouw placht hem tijdens zijn werk uitvoerig te bellen, waarbij je Frits enkele tientallen keren nè, nè, nè hoorde zeggen – een vaste grap was dat dat we dan riepen: ‘Frits, wat doe je toch negatief tegen Aphro’, hoewel we natuurlijk allemaal wisten dat nè het Grieks woord voor ja is.
Hij was natuurlijk vaak in Griekenland, met name in de vakanties in Volos, waarbij hij ook veel journalistengeluk had: ik herinner me het misschien niet helemaal accuraat, maar het staat me voor de geest dat hij vanuit een hotelkamer in Athene getuige was van de militaire staatsgreep in Griekenland in april 1967 en mutatis mutandis ook van de Turkse invasie van Cyprus in juli 1974; maar de wankelheid van een verouderend geheugen speelt mij hier parten: in april 1967 werkte ik niet eens bij het LD, dus neem dit hele stukje met een korreltje zout.
Waar mijn geheugen me ook in de steek laat: de grote trots van Frits was zijn interview met en voormalige premier van Griekenland, ik meen in Parijs, waaruit bleek dat de val van het kolonelsregime aanstaande was. Was dat Karamanlis? Of Papandreou? Ik kan het zo snel niet vinden.
Wat ik wel zeker weet is dat Frits een journalistieke prestatie van formaat leverde met zijn herhaalde bezoeken aan Albanië. Dat land aan de Adriatische Zee was in die periode het Noord-Korea van Europa: een volledig van de buitenwereld afgesloten streng stalinistische staat van armoedzaaiers, die zuchtte onder de laars van dictator Enver Hoxha. Frits placht altijd Hodzja te schrijven, die spelling ontleende hij vermoedelijk aan Duitse kranten. Over zijn reizen met spannende grensovergangen kon hij smakelijk vertellen en uitvoerig schrijven – opmerkelijk was natuurlijk dat Frits niets moest hebben van het in het land heersende stalinisme, maar dat hij wel van het land hield, zoals vermoedelijk van alle landen op de Balkan.
Een ander onderwerp dat Frits Schils groot maakte voor de krant (en voor de kranten van de GPD) was de voorgenomen vestiging van een basis voor AWACS-verkenningsvliegtuigen op een vliegbasis in West-Duitsland, zo dicht aan de grens dat Frits’ zomerhuis in Schinveld stond te daveren als de vliegtuigen opstegen van de basis.
In Schinveld en omgeving ontstond onder de bevolking groot verzet tegen de komst van de gruwelijke lawaaischoppers, maar Frits vond het allemaal veel te mooi, die enorme vliegtuigen en dat lawaai en die moderne techniek en schreef er fris en vrolijk over (en gelijk had hij, vond ik – al was ik zelf wel, in tegenstelling tot Frits, tegen de NAVO, natuurlijk, maar vóór spectaculaire vliegtuigen).
Frits was gewoon een oergezellige man. De zeer frequente feestelijke bijeenkomsten in Griekse restaurants in Zuid-Limburg staan me nog levendig voor de geest, compleet met bouzouki-concerten, dansen op de tafel en kapotgooien van serviesgoed. En hij was een familieman die dapper standhield tegenover zijn formidabele echtgenote en drie stoere dochters.
Maandag 26 maart om 11.30 is de begrafenis in Houthem-Sint Gerlach.
_______
De cartoon van Frits maakte collega Karel Gerrits in 1981. Op de onderste foto Frits bij zijn afscheid van de krant in oktober 1992.
_________