Dat wordt nog wat, morgen, in Roermond: de begrafenis van een telg uit een roemrucht Roermonds geslacht, Joseph Jean Michel Hubert Drehmanns. De verknochtheid aan het roomsche gedachtegoed kwam ooit tot een hoogtepunt toen een lid van de familie, Josephus Hubertus Drehmanns in het jaar 1900 gewijd werd tot de zeventiende bisschop van Roermond, een functie die hij tot 1913 bekleedde. (In datzelfde jaar schreef hij nog een schitterende Vastenbrief tegen het ‘gemengde huwelijk’).
Twaalf jaar later zag Joseph het licht, voor mij en mijn collega’s buiten zijn bijzijn doorgaans ‘Ome Jos’ genoemd.
En nu is hij overleden, 93 jaar oud.
Dat bisschoppelijke, dat zat er bij hem ook wel een beetje in. Hij werd in 1972, toen hij benoemd was tot directeur van het Limburgs Dagblad, door de toenmalige hoofdredacteur van het ook al roemruchte weekblad De Linie, omschreven als ‘het type van de Spaanse aartsbisschop’.
Jos was een niets (of althans wellicht weinig) vermoedende wijnhandelaar in zijn woonplaats, en hij was commissaris van de onderneming die het Limburgs Dagblad uitgaf. Een investering die ook al sinds 1918 in bezit van zijn familie was, en die constant enkele tientallen procenten dividend per jaar opleverde.
Ik zal hier de hele voorgeschiedenis niet oprakelen, want dan zitten jullie vanavond nog hier, met die rooie oortjes van jullie, maar hoe dan ook: toen de krant voor een appel en een ei was overgedaan aan de Holding Maatschappij De Telegraaf werd Jos Drehmanns naar de zetel van directeur van de Heerlense onderneming gekatapulteerd.
Even een klein lesje maffiosia – een woord dat ik zojuist bedacht heb maar dat ik nooit zou gebruiken, in welk verband dan ook: De Telegraaf was sinds jaar en dag eigendom van de eveneens uiterst vrome familie Van Puijenbroek en Drehmanns bracht bij zijn aantreden bij het LD meteen een kant-en-klare hoofdredacteur mee: Pierre Huyskens, uit, inderdaad, u haalt me de woorden uit de Roermond.
Wij, als redactie van het LD, hadden op dat moment al zoveel meegemaakt dat dit er ook nog wel bij kon.
Twee wapenfeiten kan ik niet nalaten te vermelden, teneinde weer te geven hoezeer de heer Drehmanns een courantier van formaat was: Hij stelde de redactie voor om voortaan elke dag een aantal portretten van abonnees te plaatsen, zodat uiteindelijk elke abonnee een keer met zijn kop in de krant zou hebben gestaan. De redactie wist dat tegen te houden.
En hij had een lumineus idee om de kosten van de redactie tot een uiterst minimum te reduceren: gewoon de inhoud van De Telegraaf overnemen.
Ik had hem graag willen aanschouwen op het moment dat hij vernam dat op de redactie van De Tel een hol en vreugdeloos gelach van het verzamelde journaille het voorstel naar een mooi plekje náást de prullenmand verwees. Dat kutkrantje in Limburg! Onze mooie kopij!
Drehmanns speelde intussen met verve zijn rol als negentiende-eeuwse ondernemer.
Toen de truc met De Telegraaf niet lukte moest er anders bezuinigd worden. Drehmanns ontsloeg een jeugdige journalist, de beste die we toen hadden, een man die later vele prijzen won. Drehmanns kwam diezelfde dag aanrijden in een gloednieuwe zilvergrijze Citroën CX van de zaak.
Maar ook hier geldt verder natuurlijk: de mortibus nil nisi bene en requiescat in pace.
Ik overweeg nog wel naar de begrafenis te gaan. Zie je nog eens iemand van vroeger.
Oh nee, van de redactie komt daar zeker niemand. Of misschien toch: Jan, zelf ook tegen de negentig, de man die mij ooit op de Draafsingel in Hoorn de eerste beginselen van de journalistiek bijbracht.
Maar daarover later misschien meer.
_________