Dat hadden we even niet meegekregen, vorige week dinsdagmiddag. Gewoon, dom, gemist.
Dat de snik van Halve Zoolstra, sinds enkele seconden in zijn nieuwe functie van aanstaand onbezoldigd rijksveldwachter van Rottummeroog, de inleiding was tot een geheel nieuwe wending in de Nederlandse politiek.
Het daadwerkelijk in het openbaar in snikken uitbarsten van bewindslieden.
Dat waren we natuurlijk al gewend van Japanse en Afghaanse politici, maar toen was dat nog niks voor ons: dat waren mensen die óf spleetoog, óf moslim waren, dus ja, in die landen deden die kerels dat, in snikken uitbarsten of gewoon in het parlement met elkaar op de vuist gaan. Daar waren wij te beleefd of te beschaafd voor.
En toch is het politiek snikken in potentie een uiterst succesvolle tactiek. Zo bleek nog tijdens diezelfde zitting, dinsdag.
De eerste keer dat we er kennis mee maakten, met die prachtige emotionele bekentenispolitiek, is nog niet zo lang geleden, toen Mark Rutte (die na afloop van zijn zeventiende kabinet in een slot-interview zal bekennen dat hij de nog altijd ultrabescheiden uitvinder van die tactiek was) toen Mark Rutte dus aan het voltallige parlement, nog een beetje schoorvoetend, bekende dat hij tot in de uiterste vezels van zijn gebochelde lichaam voelde dat hij een jaarlijkse inkomstenbron van 1,4 miljard euro (af te schaffen dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders) die hij toch eigenlijk beter had kunnen besteden aan beter onderwijs, betere gezondheidszorg, betere defensie, betere luchtverkeersleiding en beter milieu, wel moest opofferen omdat dat nu eenmaal beter zou zijn voor Nederland. En voor de VVD, maar dat zei hij er niet bij, natuurlijk. Dat begrepen wij ook wel zonder dat hij het zei.
Voor het eerst in de parlementaire geschiedenis, althans voor zover mij bekend, maakte een bewindslied gewag van bepaalde processen in zijn lichaam om een ietwat dubieuze maatregel zonder problemen langs het parlement te krijgen.
Daar vloeide rechtstreeks de scène van vorige week dinsdag uit voort, de snik van Zijlstra, de hand van Mark op zijn elleboog, de omhelzing van de twee in Vak K. Ik was een fractie van een seconde lang ervan overtuigd dat ze elkaar op de mond zouden kussen, met tongslag, maar dat was niet nodig want zo was het doel ook al bereikt, bijna bereikt: namelijk dat de emotionele scène maakte dat je wel erg schaamteloze politiek zou gaan bedrijven als je daarna alsnog het naadje van de kous wilde weten. Nette mensen als Jesse Klaver en Lilian Marijnissen bedachten in een flits zoiets als ‘in het huis van de gehangene spreekt men niet van de galg’, en wilden het voorlopig maar zo laten, zonder verdere opheldering.
Dat ze daarmee een precedent schiepen, daar kwamen ze later pas achter. Nog eens nadrukkelijk bevestigd als nieuwe tactiek in het interview van Rutte met de Telegraafzender op zondagmorgen, waarin hij het grote nieuws meldde dat hij samen met Halbe een potje had zitten grienen.
Het precedent namelijk dat je voortaan een bewindslied, hoe daverend opzichtig onbekwaam ook, laat vertrekken zonder hem of haar rekenschap te vragen over de vraag, hoe hij of zij denkt bij te dragen aan het herstel van de door hem of haar aangerichte schade.
Ook de PvdA trapt er in, waardoor de kans om het derde kabinet-Rutte, dat toch om tal van redenen waarover ik hier niet behoef uit te weiden, snel weggestuurd moet worden voor het nog veel meer schade aanricht, ook daadwerkelijk een stevige motie van wantrouwen in het betraande gezicht te duwen onder het motto: ‘hier huilebalk, ga jij eens gauw je eigen moeder besodemieteren, daar stinken wij namelijk niet in.’
En nu is er een trend gezet. Je pinkt een traan weg en dan zwijgt de Tweede Kamer.
Dus daarom: Halve Zoolstra was en is een dom figuur die, indien terechtgekomen in het partijtje van Theo d’n Ezel – zo geniepig dom is hij namelijk, dat hij daar ook heel goed bij zou kunnen horen – er meteen ook weer uitgeflikkerd zou worden.
Domheid, daar word je mee geboren, dat zal je niemand verwijten.
Maar huilie huilie doe je maar in Friesland. En duivenmelken ook.
_______