De watersnoodramp, daar was ik ook al getuige van. Nou ja, ik was 14 jaar, zat in de tweede klas van de hbs en las zorgvuldig de krant – wat ik me uit die tijd herinnerde was de berichtgeving over de Koreaanse oorlog, Panmundjon en Pyongyang waren plaatsen waarvan ik intieme kennis droeg. Voor mij waren de berichten over Nederlandse gesneuvelden op ‘heuvel 407’ dagelijkse kost en een tamelijk logisch vervolg op de gesneuvelden tijdens de ‘politionele acties’ van een paar jaar eerder. Hoe dan ook: rampspoed was me niet vreemd.
Het eerste dat ik hoorde (op de radio) was dat de noodtoestand was uitgeroepen; de herinneringen zijn vervaagd en uitgelopen als te dunne verf, ik herinnerde me bijvoorbeeld dat ik het nieuws hoorde ten huize van een schoolvriend, Jan – de meeste jongens die niet Henk of Hans heetten werden destijds Jan genoemd – maar dat kon eigenlijk niet, want die noodtoestand werd ‘s morgens om acht uur uitgeroepen en het was zondag – het was duidelijk zondag, een dag waarop je je kapot verveelde, er was geen hond op straat en het was duidelijk winter, al leek het weer op dat van de huidige winter: geen vorst, geen zon, wel wind. De bioscoop, ja, die was er wel. Misschien zag ik in die tijd wel Domani è troppo tardi, ik meen over de manier waarop Italiaanse meisjes onbedoeld zwanger werden. Met in het voorprogramma het Polygoon-Profilti nieuws. Maar het duurde wel even voor je daarin de beelden van de ramp zag, en dan ook niet langer dan een paar minuten.
Voor gedetailleerd nieuws en de eerste beelden over de eerste dagen van wat later De Watersnoodramp is gaan heten, moest je wachten op de plaatselijke krant, die maandagmiddag verscheen. En dan nog, want de verslaggevers van de krant hadden geen camera’s of drones, en konden vrijwel nergens bij komen. Ik herinner me alleen de foto van koningin Juliana met haar verstandige rubberen laarzen aan – maar het kan goed zijn dat ik die foto helemaal niet in die dagen van de ramp zag: elke vijf jaar sindsdien, als we weer terugkijken, in toenemende verwondering, zien we die foto weer. Niemand maakte bezwaar tegen het hoofddoekje dat ze droeg want alle vrouwen droegen in die tijd hoofddoekjes.
In het bioscoopjournaal werd ik nog het meest gefascineerd door dat wonderlijke vliegtuig dat een spectaculaire rol speelde bij de reddingsoperaties: de Sikorsky S51 helikopter van de Koninklijke Luchtmacht.
En toen kwam de actie ‘beurzen open, dijken dicht’. Eens in de week mochten bedrijven voor de radio melden hoeveel ze aan het Rampenfonds hadden geschonken. Na twee maanden werd de actie gestopt, er was… zes miljoen gulden bijeengebracht. Voor dat bedrag komt tegenwoordig geen enkel waterstaatkundig bureau nog overeind uit zijn bureaustoel, destijds kon er ook niet veel mee, maar het was allemaal heel goed bedoeld en het was meteen een geweldige vorm van STER-reclame avant la lettre. Even volledigheidshalve: televisie van enige betekenis was er pas in 1956.
En intussen was mijn aandacht alweer verhuisd naar een ander onderwerp dat de voorpagina haalde: op 5 maart was Josip Wissarionowitsj Dzjoegasjwili overleden, beter bekend als Josif Stalin. Hij was op dat moment, zo wilden de geruchten, al weken dood, maar eerst moest de machtsstrijd voor zijn opvolging uitgevochten zijn, alvorens de wereld mocht weten dat de op een na grootste slachter uit de geschiedenis de pijp aan Maarten had gegeven.
En op 17 juni van dat jaar werd de aandacht opnieuw verlegd, nu naar de straten van Berlijn, waar Russische tanks een arbeidersopstand neersloegen.
Het was een roerig jaar, 1953, dat mag ik wel zeggen.
En een paar weken later ging ik met de hakken over de sloot over naar de derde klas, waar ik een jaar later zou stranden.
_________