Heel vaak blijk ik iets van doen te hebben gehad met een recent overledene. Als je dat heel breed ziet, dan heb ik ook wel iets met Ruud Lubbers: ik zag hem ooit met zijn vrouw in een Volkswagen Golf zitten, stilstaand voor het verkeerslicht in de toenmalige ‘knik’ in de A2 bij Weert.
Ik kende wel zijn broer, wiens voornaam ook met een R begint en die een tijdlang directeur was van het ziekenhuis in Heerlen – en ik schreef voor de krant over gezondheidszorg. En Ruud was intern (kostschooljongen, dus) op het Canisius College in Nijmegen, en zat een klas lager dan ik en misschien op het gym. Hoe dan ook, ik kende hem niet.
Maar ik haatte hem wel. Met zijn five o’clock shadow.
Oe, wat haatte ik hem. Niet alleen omdat hij van het CDA was, hoewel dat eigenlijk al voldoende was om een bloedhekel aan hem te hebben. Maar omdat hij zo’n man was die alles recht wist te lullen – hij heeft uiteindelijk op dat punt zijn meester gevonden in Mark Rutte die gisteravond in zijn eentje de halve Tweede Kamer te kakken zette, die duidelijk een punt had, maar daarmee niet aan prikken toe kwam.
Nee, Voor Lubbers, of eigenlijk tegen hem, rukte ik persoonlijk uit, ik reisde met vrouw en kind naar Den Haag en liep mee in de vredigste optocht die ik ooit gezien had, die van 29 oktober 1983, met ruim een half miljoen deelnemers. Onderweg keken we allemaal even naar Het Torentje, waar Lubbers, in onze perceptie bang voor de machtige hand van het voorbijtrekkende lompenproletariaat, door de gordijnen stond te gluren.
Niks van aan natuurlijk: die zat lekker met Ria in Rotterdam en speelde een spelletje halma. Ja, later die dag sprak hij de ruggen van de demonstranten toe. Dat we dat durfden.
Dus mijn volste medeleven, oude rakker, ik heb je overleefd en die kruisraketten zag ik jaren later majestueus op neushoogte door de straten van Bagdad kruisen, de onverstoorbare verslaggever van de BBC hoefde maar te bukken om de raket door te laten. Mooi ding, vond ik toen alsnog.
Ik zag vanavond Elco Brinkman voorbij komen, die van Lubbers ook een leuke trap na kreeg.
Met hem heb ik, in de tijd dat hij minister van onderwijs was, meegereden van Maastricht naar Breda in de ministeriële BMW – dat was op voorstel van de ietwat al te hippe voorlichter naar de smaak van Brinkman (maar die zei natuurlijk niks), net van de redactie van Het Parool in Den Haag aangeland met veel te veel begrip voor de noden van de verslaggever.
Ik mocht Brinkman dus op de achterbank interviewen over enige aspecten van de ontwikkeling van de Maastrichtse universiteit. Ik herinner me dat ik een veel te dikke jas aan had en dat ik vanaf mijn plaats de snelheidsmeter heen en weer zag gaan tussen de 180 en 200 km/u, dus we waren binnen een uur in Breda, waar het interview afgelopen moest zijn en ik met de trein terug naar huis reisde. Ik zal te gelegener tijd dat artikel nog eens opzoeken. Veel soeps kan het niet geweest zijn.
En bovendien hadden we het over Lubbers.
Op de tv zie ik beelden voorbijkomen van verkleurde scènes uit de tijd dat het begrotingstekort boven de elf procent lag en iedereen een bril droeg die het maar net boven de mond het voor gezien hield.
Het was in de tijd dat Marcel van Dam zich belubberd voelde.
O jee, Lubbers met Ronald Reagan, zie ik. Zit ook al lang aan de rechterhand van God.
Maar goed dat het is een misvatting is gebleken dat zij vandaar zullen komen oordelen over de levenden en de doden.
_________