Het bericht in de krant van heden bracht mij weer eens even bij de les: ik neem het al jaren voor lief dat jongelui van, pak weg, onder de 35 jaar een volstrekt erbarmelijk en, erger nog, onleesbaar handschrift hebben.
Voor zover ze natuurlijk nog wel eens wat schrijven. Misschien een boodschappenbriefje of zo, maar verder ook niks.
Met als gevolg dat de noodzaak van een leesbaar handschrift sinds jaar en dag (en sinds de invoering van de tekstverwerkende computer) naar een verre achtergrond is verdwenen. Drie van mijn vier kinderen hebben dies een abominabel pootje, het vierde kind volgde een opleiding tot graficus waardoor hij, rond zijn twintigste, het heldere handschrift opdeed dat bij dat beroep hoort en hoewel hij heel iets anders gaan doen – als hij iets schrijft is het helder leesbaar.
Mijn oude vader had – naar schatting – ongeveer twee jaar lager onderwijs genoten, maar had een prachtig handschrift. En wat je aan dat handschrift óók zag: dat hij exact hetzelfde handschrift had als alle Italianen van zijn generatie. Vandaag de dag is in Italië nog altijd een soort standaard handschrift aan de orde, waar uiteraard in de barre praktijk een beetje op gevarieerd wordt.
In België, Frankrijk, Duitsland en Amerika zie je hetzelfde. Ik kreeg net van iemand in Washington nog een vertraagde Nieuwjaarswens, geadresseerd in dat zwierige Amerikaanse cursieve schrift, dat ook nog iets stoers heeft, iets van daadkracht ook, ondanks de zwierigheid.
Ik besef nu dat de verloedering van het Nederlandse handschrift al veel langer aan de gang is – met als gevolg dat in Nederland in de verste verte geen standaard handschrift te onderkennen valt. Of toch wel: veel vrouwen hebben een handschrift dat soms iets schools, zo niet kinderachtigs heeft, maar wel leesbaar is. Ik ken gelukkig ook veel vrouwen die een prachtig handschrift hebben, met van die grote open a’s en o’s.
Ikzelf heb nog het klassieke handschrift geleerd, dat wil zeggen: cursief, met een zekere hanepotigheid. Het paste proces tussen de vier lijntjes van het papier waarop je je handschrift oefende, in de eerste en tweede klas van de lagere school van vóór 1950. En je kreeg er op je rapport een cijfer voor.
Ergens in de leeftijd van zestien, zeventien jaar veranderde ik mijn handschrift. Ik oefende het langzaam, en de letters stonden rechtop. Ik maakte andere letters g, t, r, x. Een paar jaar later kwam daar ook een ander cijfer 8 bij, omdat het cijfer dat ik op school had aangeleerd in het buitenland werd aangezien voor het cijfer 0. Met een streepje erdoor, ter onderscheiding van de letter O.
De volgende verandering was aan de beurt in militaire dienst, waar ik het telegrafistenschrift aanleerde: veel hoofdletters in codes, ik herinner me de letter e, die je schreef als het euroteken, met één streepje.
En daarna deed de journalistiek haar verwoestende werk. Snel schrijven kreeg de voorrang boven absolute duidelijkheid en in toenemende mate gebeurde het, dat ik maar moest raden wat ik had opgeschreven, wanneer ik op straat bij windkracht 6 onhandig in een notitieboekje had staan krabbelen tegenover iemand met een ingewikkelde tekst en weinig tijd. Dan kwam een perfect geheugen goed van pas.
Over verwoestend gesproken: de computer gaf het handschrift de nekslag en ik krabbel nog wel eens wat, maar veel is het niet.
Toch voel ik nog altijd duidelijk de in de lagereschooljaren aangekweekte behoefte aan een mooi handschrift.
Als ik een onbeholpen handschrift voor me krijg, is dan ook mijn automatische reactie dat de betrokken schrijver waarschijnlijk het buskruit niet heeft uitgevonden, dan wel op enige wijze lichamelijk licht gehandicapt zou kunnen zijn.
Waarmee ik ben aangeland bij mijn stelling dat als de lagere school de jeugd niet meer een behoorlijk leesbaar handschrift kan of wil bijbrengen (en ook niet de tafels van vermenigvuldiging van 1 tot 20, uit het hoofd) wat doen ze dan eigenlijk nog wèl, in het onderwijs?
Ikzelf overweeg een cursus kalligrafie. Japanse.
________