‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.’
Aan de spelling van het woord ‘december’ is te zien dat het een exemplaar uit de 27ste druk betreft. Want de eerste druk van De Avonden – dat hadden jullie al geraden – kwam uit in 1947 en het is het boek dat ik de laatste jaren in de laatste week van december herlees en dat nu dus precies zeventig jaar op de markt is. Naarmate ik het vaker lees, wordt het statiger, schrijnender, duisterder. Nog duisterder dan het nu al weken is.
Dat dunkt mij een mooie inleiding voor dit stukje, dat een jaaroverzicht wenst te behelzen van mijn leesgedrag van het ten einde lopende jaar, dat ik eigenlijk al afgesloten heb, want aan meer dan De Avonden zal ik de komende dagen niet toekomen.
Ik stel vast dat ik in 2017 62 boeken las.
Het begon met Kwaadschiks A.F.Th. van der Heijden en ineens merk ik dat ik dat pas een jaar heb. Ik dacht dat het er minstens twee of drie waren. Een van de regelrechte pageturners van dit jaar.
Ik ga geen top 10 maken, daar ben ik van genezen toen ik besefte dat het opstellen van dat soort lijstjes dom is en bovendien nergens op slaat.
Daarna las ik een boek dat ik al jaren in huis had: The Glass Palace van Amitav Ghosh. Dat doet me er aan denken dat ik me weer eens moet verdiepen in de ontwikkeling van Engelstalige Indiase literatuur.
Bij die ruim zestig boeken waren nogal wat quickies, eerlijk gezegd. I sogni van Andrea Camilleri bijvoorbeeld, of dat boekje over het Londen van Shakespeare en een boekje over literaire monumenten in diezelfde stad.
Eindelijk vond ik Fosca van Iginio Ugo Tarchetti, een fraai melodramatisch #metoo-gevalletje in negentiende-eeuws Italië.
De tolk van Java van Alfred Birney heeft inmiddels voldoende lof gekregen, een ijzingwekkend boek over een vader met PTSS. Een biografie van Pierpaolo Pasolini, een heel modern verhaal van Ilja Leonard Pfeiffer, Peachez, Eden, het derde deel van de persoonlijke Goddelijke Komedie afdeling Assen van Marcel Möring, in de serie ‘jaartalboeken’ 1960 van Alfio Caruso – Italiaanse studentenopstanden – en Je ziet mij nooit meer terug van Sonja Barend, nuchter en openhartig als altijd.
Een boek ligt nog altijd klaar om uitgelezen te worden: De brandende kampongs van generaal Spoor – ik hoop binnenkort weer voldoende hersteld te zijn van de lezing van de eerste tweehonderd pagina’s om verder te kunnen.
En over de oorlog gesproken: De Onderwaterzwemmer van Frans Thomése.
Nee, dan de Eminent Victorians van Lytton Strachey. (niet verder vertellen: diens biografie heb ik al twintig jaar ongelezen in huis (ruim 1100 pagina’s.) Literaire biografieën kunnen héél saai zijn.
Le storie del salame, maar dat had ik dan ook gratis gekregen. Het gaat over salami.
Knap verhaal van Tommy Wieringa: De dood van Murad Idrissi. Onhandig zeulen met een lijk, eigenlijk.
De zonde van de vrouw, essay van Conny Palmen (het was Boekenweek), Makkelijk leven van Herman Koch (zijn De Greppel staat ook op mijn lijst) en dan het boek dat veruit de meeste indruk op mij heeft gemaakt dit jaar: Het Smelt van Tine Spit.
Randgroepjongeren in Una Vita Violenta van P.P Pasolini, 1968 van Mark Kurlansky (zie 1960 van A. Caruso).
En toen bezocht ik het Vitra Museum in Weil am Rhein en zag daar een Duitse Krimi liggen, Ostfriesentod van K.P. Wolf. Sterk boek. Vrouwelijke commissaris wordt net niet in de val gelokt.
Ik grijp af en toe ook wel eens naar een onderste plank van de boekenkast, waar ik Z van Zwendel uit haalde: een stripboek met avonturen van Robbedoes en Kwabbernoot. Ik wou dat ik zo kon tekenen.
Versilia Rock City van Fabio Genovesi, over een Italiaans badplaatsje dat wordt overgenomen dus Russische miljonairs, Mare al Mattino van Margaret Mazzantini – geen herinnering aan – Zeer helder licht van Wessel te Gussinklo, een juweel, waar blijft het vervolg?
Daarna was ik kennelijk in Italië, want ik lees I fantasmi del Impero van Marco Cosentino, gruuwelen in Ethiopië rond 1937; La rete di protezione van Camilleri, Bruciare tutto van Walter Siti, Vecchi, folli e ribelli waarin Giampaolo Pansa zijn (en mijn) leeftijdgenoten in een niet zo gunstig daglicht stelt; Non luogo di procedere van Claudio Magris – is ook vertaald: lezen! Le inchieste di comissario Colura van Camilleri en toen nog even weer een Duitse Krimi – ik had de smaak te pakken – Dronenland van T. Hillebrand (een beetje te futuristisch, houd ik niet van).
Eenmaal weer thuis begin ik aan een geleerd geschiedkundig werk over opkomst en ondergang van staten After Tamerlane, maar (nog) niet uit gekregen. Pape satan aleppe , van Umberto Eco, columns van zijn hand, werk ik nog aan.
Tijd voor het serieuze werk: de monumentale biografie van Juliana door Jolanda Withuis, een boek dat bewijst dat vrouwen heel anders tegen geschiedenis kunnen aankijken dan mannen. Gevolgd door Huwelijksverhalen van A. Strindberg en Jij zegt het van Conny Palmen (haar meest aangrijpende boek tot nu toe), waarna ik me weer flink in de meegebrachte Italiaanse literatuur stortte: Il banchetto del Meneghino, I miracoli della perpetua en A cantare fu il cane van Andrea Vitali, alle drie gekocht in diens dorp Bellano aan het Comomeer.
Dan het meest recente boek van Silvia Avallone, Da dove la vita è perfetta, zoals al haar boeken en veel moderne Italiaanse literatuur over jongeren die de boot hebben gemist. Van Mark Kurlansky (ja, die van de geschiedenis van het zout, de kabeljauw en de oesters) over de geschiedenis van het papier.
De hele maand augustus ging heen met de lezing van Der Zauberberg van Thomas Mann, (lezen dat boek, er zijn vertalingen) gevolgd door een minstens zo goed boek: Mother Land van Paul Theroux, die vakkundig gehakt makt van zijn eigen familie; de biografie van Maarten Luther door Lyndall Roper, de geschiedenis van March 1917, Wij van de HBS en, zeer aan te bevelen: La vita in tempo di pace van Francesco Pecoraro (is ook vertaald!)
Dan Direkt danach und kurz davor van Frank Wetzel, waar ik ietwat tegenaan heb zitten hikken, Karrevrachten pennevruchten van Kees van Kooten (behoeft geen betoog) Take Six Girls over de merkwaardige geschiedenis van de Mitford Sisters – ook vertaald.
En tenslotte drie werken van de winnaar van de Nobelprijs voor literatuur 2017, Kazuo Ishiguro, ondanks die naam een oer-Britse auteur: When we were orphans, The Buried Giant en zijn beroemdste werk, The Remains of the Day. En juist vandaag heb ik Lincoln in the Bardo van George Saunders uit. Ik moet daar nog over nadenken.
Over veel van de boeken in deze opsomming heb ik een stukje geschreven. Om die te lezen moet je klikken op de link ‘Boek & Film’ onderaan dit stukje.
Zo. Zijn jullie d’r nog? Volgend jaar misschien weer zo’n stukkie. Maar nu eerst: De Avonden. ‘Het is gezien,’ mompelde hij, ‘het is niet onopgemerkt gebleven.’ Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.’
_________