Hee, die leeft dus ook nog en is in 27 jaar nauwelijks veranderd: Jos van Wersch, voormalig adjunct-hoofdredacteur van het Limburgs Dagblad, neemt met een vrolijk en ietwat stout stukje in De Limburger afscheid van het LD. (De foto hierbij is héél oud en komt van Jos’ Twitter-account).
Dat is op zich prima natuurlijk, al is het dusdanig opgesteld dat mijn vingers jeuken om dat stukje een soort schilderijlijstje te geven.
Jos staat algemeen bekend als een goedmoedige Kerkradenaar, die na zijn afscheid in 1990 van het Limburgs Dagblad onder andere ging werken bij De Krant Op Zondag van Pieter Storms, als voorlichter bij de Kamer van Koophandel en als freelancer voor allerlei bladen. Hij had (en heeft) een vlotte pen, en hij zag de journalistiek als een spannend jongensboek. Hij zorgde ervoor dat het LD in 1986 de eerste kleurenfoto op de voorpagina zette, was schrijver van beroemde stukken voor het LD, zoals dat over de val van de Muur in Berlijn, en over de gewonnen finalewedstrijd om het Europees kampioenschap voetbal in 1988 – ‘wie aar de sjempiejens’, stond er als kop boven.
In 1989 ging hij op mijn verzoek (ik stelde de bijzondere bijlagen van de krant samen) voor het ‘Eten & Drinken’- katern zich doodeten in een duur restaurant, een opdracht die Jos op het lijf geschreven was, maar die hij niet helemaal afmaakte.
Maar dat stuk in de krant van heden dus. Jos schrijft daarin dat hij in 1990 ‘na een hevige clash met de hoofdredacteur’ het LD verliet.
Van die clash ben ik, met het geluid uit, getuige geweest. De toenmalige hoofdredacteur, Ron Brown, had al een tijdlang een dossiertje bijgehouden over Van Wersch. Verder was Brown van de managementcursussen en ik was daar een van de slachtoffers van. We zaten in een leslokaal in het gebouw van De Telegraaf aan de Basisweg in Amsterdam, en wij wisten dat Brown Van Wersch, net terug van een reis naar de VS, daarheen had gecommandeerd – hij had ons laten doorschemeren dat Jos daar ontslagen zou worden. Wij, cursisten, zagen hoe de twee achter een groot raam, in het naastliggende lokaal, een soort heftige pantomime opvoerden waarvan wij wisten wat het was.
Brown, die Brits ijskoud kon zijn, kwam onbewogen het leslokaal binnen waar wij intussen bezig waren met het programma-onderdeel ‘Collega Harry stinkt uit zijn mond en jij moet hem dat vertellen en aanbevelen er iets tegen te doen. Hoe pak je dat aan?’
Waarom werd Van Wersch ontslagen en wel op staande voet?
Ik weet daar eerlijk gezegd de precieze details niet van en ik heb al helemaal geen zin om een advocaat op het dak te krijgen, maar het had iets te maken met journalistieke integriteit, waar tegenwoordig geheel anders tegenaan wordt gekeken – als je nu op een persconferentie een kopje koffie wilt drinken betaal je dat zelf – ik kan me persconferenties herinneren waarop journalisten zeilpakken aangemeten kregen en fraaie lederen autohandschoenen. En moeder de vrouw thuis een bos bloemen.
Maar met dat soort onderwerpen had het dus te maken. En Ron Brown was toen al heel erg streng op bijverdiensten en belangenverstrengeling.
Nou goed.
Jos was eigenlijk een aimabele collega, achteraf bezien (maar je weet hoe het zit met dat ‘achteraf’) en hij neemt mij alsnog honderd procent voor zich in door de volgende zinsnede in zijn stukje van heden:
‘De journalisten die in de jaren zestig en zeventig voor het LD werkten – dat was vóór mijn tijd – bezorgden het LD landelijke allure. En voor die krant valt nu het doek.’
Ik was een van die journalisten.
Met de woorden van Van Wersch bij de hand kan ik zeggen: dan hoor je het ook eens van een vreemde.
_________