Als Twitter een communicatiemiddel is dat communicatie met groepen mensen gemakkelijker maakt dan ooit, maar in de praktijk meer kapot dan gezond voor je is, dan heb ik een nieuwtje op zeer beperkte schaal vond ik een primitieve voorloper van Twitter uit in het jaar 1970. Het middel heette, na een wedstrijd waarin de leverancier van de gekozen naam een fles wijn verdiende, De Snaaksprater – sorry daarvoor, uiteraard – en het was het gestencilde onderling communicatie-orgaan van de redacteuren van de redactie van het Limburgs Dagblad.
De naam was bedacht door Jos van Dieten, commentaarschrijver van het Limburgs Dagblad, die vrijwel dagelijks de rubriek Visie op Limburg schreef, en ietwat tamme titel voor een rubriek waarin, na degelijke research, de vloer werd aangedweild met de Limburgse machthebbers van de mijnen, de kerk en de ondernemingen. Het Limburgs Dagblad viel met name in wat toen de Oostelijke Mijnstreek heette huis-aan-huis in de bus en was vaak het enige lichtpunt in het door de mijnsluitingen ineens zo troosteloze leven van de mijnwerkers met stoflongen en een wao-uitkering en geen uitzicht op een succesvol leven.
Dat klinkt allemaal heel erg links, en Jos van Dieten had ook het uiterlijk van de bedachtzame manier van redeneren van een lid van de gestaalde kaders van de CPN, maar op mij kwam hij over als een gematigd man die gewoon kans zag feiten van fakenieuws te scheiden. En schijt had aan degenen die daar wat van vonden.
De Snaaksprater was feitelijk het orgaan van de redactieraad van het Limburgs Dagblad. Die raad was een initiatief geweest van directeur-hoofdredacteur Jules van Neerven, want de redactieraad zou pas veel later officieel bestaansrecht krijgen en in de cao voor Dagbladjournalisten worden voorgeschreven. Het was duidelijk dat Van Neervens initiatief was ingefluisterd door een recent in dienst getreden adjunft-hoofdredacteur, (toen nog) drs J. Th. J. (Joop) van den Berg. Ik was, voor Joop in Leiden rechten ging studeren, samen met hem leerling-journalist geweest bij De Gelderlander in Nijmegen.
In tegenstelling tot Jules van Neerven (en een belangrijk deel van de redactie) was Joop wel degelijk een linkse jongen; behalve dat hij later hoogleraar Nederlandse politieke en parlementaire geschiedenis in Leiden werd, was hij een tijdlang directeur van het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid, de Wiardi Beckmanstichting, lid voor die partij en later ook voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Naar de goede gewoonten van het desbetreffende tijdsgewricht ging de redactieraad bij het LD aan de slag om over werkelijk elke scheet langdurig te beraadslagen en er meerderheidsbesluiten over te nemen. Dat draaide eropuit dat die raad vrijwel in permanente vergadering bijeen was. Joop van den Berg stelde ook een redactiestatuut op, waarvan de ratificatie ook weer heel veel vergaderen opleverde.
Het duurde allemaal niet lang. Ik moet hier vermelden dat de redactie ook een aantal regelrechte intriganten in haar gelederen telde, die in die periode ook in achterkamertjes van cafés, of na de nachtdienst bij een van de redacteuren thuis er duchtig op los complotteerden. En waarvan enkele er ook niet tegenop zagen, hier of daar enig verraad te plegen.
Daarbij speelde De Snaaksprater weliswaar een ondergeschikte rol, maar ook daar sijpelde hier en daar een bitter druppeltje uit.
Het staat me niet erg goed voor de geest waarom en hoe het gebeurde, maar op een gegeven moment barstte een bom die wij totaal niet hadden zien liggen: Joop van den Berg en Urias Nooteboom werden op staande voet ontslagen (chefredacteur Frans Hulskorte had enige tijd tevoren al zijn congé gekregen) en alle redacteuren kregen ’s morgens vroeg een aangetekende brief van drs Jules die ik hier nog ergens moet hebben liggen maar die samen te vatten viel als: de redactieraad is opgeheven, De Snaaksprater ook, ik beveel, ik straf, iedereen moet voortaan op half negen op zijn plaats zitten en niet meer over democratisering discussiëren, er wordt voortaan gewerkt en niet meer gepraat, ik zal met harde hand etc.
Opvallend is dat niet de inhoud van het blaadje als zodanig – die toch tot veel interne herrie, tot aan verrajerij toe, had geleid – maar het feit dat het ook gretig gelezen werd op de redactie van De Limburger in Maastricht voor Van Neervan de aanleiding tot het verbod was.
Daarmee was de kous af, was duidelijk gemaakt dat een linkse koers voor de redactie van het Limburgs Dagblad niet (meer) aan de orde was.
Dat nauwelijks een jaar later, het stof was nog niet helemaal neergedwarreld, de Holding Maatschappij De Telegraaf de aandeelhouders aanbood de krant over te nemen, dat viel toen nog helemaal niet te voorzien.
Wel was het geld op dat de vorige directeur Hoefsmit zo zuinig had vergaard, en verdween ook Jules van Neerven van het toneel, in een smadelijke aftocht. Het experiment met een nieuw onderling communicatiemiddel werd niet meer herhaald: het had de discussie er niet vrolijker op gemaakt. Achteraf was wel te constateren dat dit, en de benoeming tot directeur van wijnhandelaar Jos Drehmanns uit Roermond, aandeelhouder en lid van raad van commissarissen van het LD en oerconservatief katholiek, in direct verband staat tot het ontstaan van het idee van het opkopen van de krant door De Telegraaf. De Brabantse familie Van Puijenbroek, eigenaars van de Holding, was ook in Roermond geen onbekende, ook oerconservatief en poepkatholiek..
Maar over dit alles wellicht een volgende keer.
Want we zouden het over ‘sociale media’ hebben. Pas toen, tien jaar later, een elektronisch tekstverwerkingssysteem van het Amerikaanse merk Harris onderlinge uitwisseling van boodschappen binnen de redactie weer mogelijk maakte, bleek onvermijdelijk na een paar weken dat de kans die het medium bood om onderling geen blad voor de mond te nemen, had geleid tot verpesting van de sfeer.
En op verbod om de communicatie-mogelijkheid te gebruiken.
_________