De gemeente mijner inwoning heeft de laatste tijd scheppen geld uitgegeven om te verhinderen dat ze moet fuseren met een aangrenzende grote gemeente. Wat daarbij de achterliggende gedachte is, daar heb ik zo mijn vermoedens bij, maar ik heb daar al eerder iets over geschreven en als ik iets niet wil, dan is het: drammerig overkomen. Er wordt al zoveel gedramd, daar hebben ze mij vermoedelijk niet bij nodig.
Een van die dingen waar de gemeente in haar officiële uitingen aan de burgerij veel nadruk op legt, dat is dat de handhaving van de in de gemeente geldende wet- en regelgeving, de toets van de kritiek uitstekend kan doorstaan.
Dat is waar, heb ik herhaaldelijk ervaren: als je op de grote parkeerplaats bij het winkelcentrum een keer vergeet de parkeerschijf achter de voorruit te leggen en je blijft één minuut weg (je gaat twintig euro pinnen, de bank en de fiscus hoeven niet álles te weten), kom je terug, zie je net het tweetal handhavers op hun gemak weg drentelen en zit er een bon achter de ruitenwisser met de mededeling dat je als de sodemieter negentig euro moet overmaken, anders zwaait er wat.
Met de hondenpoep ligt het iets genuanceerder. Ik heb geen hond, maar de rest van het dorp wel, en die beesten moeten elke dag twee of drie keer schijten. (Mensen met een gevoelige ziel of, erger nog, gevoelige maag, mogen nu afhaken). Ik heb vaak gelezen dat je een hond kunt leren gewoon op de plee te poepen of in een kattenbak, maar ja, dan gaat een belangrijk voordeel van de hond natuurlijk verloren: het beest verplicht je tot een ommetje in de wijk.
Menigeen laat de hond loslopen (‘dat beest moet ook eens kunnen rennen, en zou jij zelf altijd aan de lijn willen?) en dat geeft de eigenaar (‘het baasje’) de gelegenheid de hond de rug toe te keren wanneer het dier zelf de rug kromt en een dampende drol produceert, in het gras, op de stoep, overal.
Nette mensen hebben daarbij altijd een blauw plastic zakje in de hand, en nu komt het waar ik wel eens gillend van wakker schrik: de eigenaar vouwt het plastic zakje om de hand, pakt de zachte warme drol, schuift het zakje eroverheen en gaat welgemoed verder, de drol in de hand of, erger nog, nonchalant bungelend aan die hand.
Gisteren zag ik een grote zwarte hond met enorm veel haar die een halve drol aan zijn zwiepende staart had hangen. Kan ook, gewoon zelf mee naar huis nemen.
En dan hebben we het dus over de mensen die zich houden aan de plaatselijke verordening.
Tijdens mijn ommetje van gisteren (zonder huisdier aan een touwtje, het kan, gewoon even doorzetten) moest ik constateren dat het bij de gemiddelde hondenbezitter hier ter stede bekend is dat de handhaving tegen de hondendrollen vrijwel non-existent is. En ik snap dat wel, die handhavers hebben wel een mooi uniform en een kek autootje, maar parkeerbonnen uitdelen is toch iets smakelijker dan hondenbezitters bekeuren. Ten eerste is de foutparkeerder meestal niet aanwezig bij het uitschrijven van de bon, dat scheelt een hoop discussie. En ten tweede moet bij het hondenpoepgebeuren de eigenaar altijd aangesproken worden en het is bekend dat hondenbezitters dan agressief dreigen te worden: als je moet poepen moet je poepen. En die bekeuring in die drol steken leidt ook al niet tot het gewenste resultaat.
Goed, ik laveerde dus op een belangrijk deel van mijn ommetje tussen de hopen door, bij mijzelf profeterend dat het spreekwoord wellicht afkomstig is uit de hondenpoepsport: ‘Hij schijt zeven kleuren stront’. Het waren er volgens mij zelfs meer.
En toen bedacht ik een ultramoderne methode om te bekeuren in afwezigheid van de eigenaar: van elke hond die in de gemeente geboren dan wel aangeschaft wordt, moet een DNA-monster worden afgenomen en in een databank bij de hand gehouden, gerelateerd aan naam en adres van de houder. De handhavers krijgen de edele taak van elke onbeheerd aangetroffen drol een monstertje te nemen en dat te doen vergelijken met de databank. Binnen een paar minuten is de eigenaar gevonden en kan aldus worden aangesproken en een boete krijgen, ik doe eens een royale greep: 250 euro, als het de eerste keer betreft.
Het is daarna een fluitje van een cent een oplopende prijslijst te maken, met als straf wanneer de betrokkene voor de tiende keer wordt betrapt: dat hij in het bijzijn van twee getuigen de betreffende drol moet opeten.
Hier is een bakje, kotst u de lunch er maar rustig in.
_______