In het boek ‘Wij van de HBS’ wordt een aantal voormalige HBS’ers geïnterviewd met behulp van een vragenlijst. Aangezien men daarbij verzuimd heeft mij te spreken te vragen, zal ik de lijst hier zelf even invullen. Graag gedaan.
Wat deed uw vader?
Mijn vader was terrazzowerker.
Leefde u in welstand?
Welnee, maar ook niet echt in zwarte armoede. We woonden in een drukke arbeidersbuurt, het Willemskwartier in Nijmegen. We waren lange tijd het enige gezin met een telefoon.
Kende u de school?
Het Canisius College in Nijmegen. Nee, ik had er nog nooit van gehoord, ik heb later pas de schoonheid van de architectuur (van N. Molenaar, een leerling van Cuypers) leren bewonderen.
Rector?
Ja, hoe heette die man. Pater Hulshoff was de directeur van de HBS.
Veel huiswerk?
Ging wel, en ik maakte me er zoveel als enigszins mogelijk met een jantje-van-leiden vanaf.
Wat was er strikt verboden?
Omgaan met meisjes.
Beste leraar?
De meeste. Ed Janssen van wiskunde, die een krijtje in je gezicht gooide als je zat te dommelen, A. Heijs, aardrijkskunde, ik gebruik zijn lessen nog dagelijks bij het schatten van het weer, J.A. Bornewasser, geschiedenis. En zo nog wel het een en ander.
Op werkweek naar?
Werkweek? Op retraite, zul je bedoelen. En een keer naar de Wollendekenfabriek Abee in Tilburg, waarna ik op de brouwerij van Bavaria in Lieshout voor het eerst van mijn leven starnakel zat werd. Op kosten van de school.
Wat wilde u later worden?
Eh? Rijk? In ieder geval niks op kantoor, waar HBS-a juist voor opleidde, voornamelijk. Ik werd dan ook journalist.
Haantje de voorste?
Absoluut niet. Kippetje het achterste, misschien.
Beste vak?
Ik sukkelde met alles. Ik had op de eindlijst een 9 voor Engels en een 9 voor Aardrijkskunde, verder acht achten, twee zevens en een zes. Dat laatste cijfer voor scheikunde, als ik me niet vergis.
Laagste cijfer?
Zie hierboven.
Favoriete kleding?
De plusfour ofwel de drollenvanger was, na de korte broek uit de klassen 1 en 2, de algemene dracht. Toen ik eens naar school kwam in een gewone lange broek, gecompleteerd met een hoed van mijn vader, werd ik naar huis gestuurd om me te verkleden.
Verliefd?
Permanent. Eerst op het verschijnsel ‘meisje’, later achtereenvolgens op Rita, Dorrie, Els. Voornamelijk hand-in-hand.
Wanneer was u het gelukkigst?
Toen ik van school af was. En o ja, als ik in plaats van gymnastiek mocht hardlopen, rond het Hoge en het Lage Veld.
Mooiste schoolfeest?
Deed de school niet aan. ‘Tegenover het dansen der leerlingen, anders dan in strikt familieverband, staat het college zeer afwijzend’.
In één keer geslaagd?
Natuurlijk. Het was in 1957 al in geen jaren voorgekomen dat iemand van de HBS-a van het Canisius College zakte voor het eindexamen.
Wie hoopt u nooit meer terug te zien?
Zinloze vraag. Van de paters en andere leraren is alles dood, van de medeleerlingen een groot deel ook. Twee van hen, Jan en Pieter, zie ik nog geregeld, trouwens.
Wat ging u doen na het examen?
Appels plukken in een boomgaard. En daarna de dienstplicht. En daarna de krant.
Hoe staat het gebouw er tegenwoordig bij?
Schandelijk. Alleen de voorgevel (wel het ‘gezicht’ van het college) en iets daarachter staan er nog. Het schandelijkst is de sloop van de Grote Kapel van de hand van A.J. Kropholler, uit 1906.
Wat heeft u van de school geleerd?
Van alles, eigenlijk. Maar vooral dat ik dringend het lidmaatschap van de katholieke kerk moest beëindigen, hetgeen ik kort na het eindexamen ook daadwerkelijk deed door het ‘RK’ van mijn kaart bij de Burgerlijke Stand te laten schrappen.
PS: Op de laatste vraag antwoordde Jan Mulder (in het boek): ‘Niks, zelfs niet hoe je een bh moet openkrijgen. Maar dat lag ook aan mij.’
_______