Godnogantoe, die mag er wezen, de uitsmijter van het huis in Café De Molshoof aan de N280, hier beter bekend als Rijksweg Zuid, in Kelpen. Drie sneden bruinbrood met daaroverheen gedrapeerd drie royale plakken jonge kaas, evenveel plakken gekookte ham van het type ‘slagersachterham’, een dot huzarensalade, een greep rauwkost, spekjes, gebakken uitjes, twee verdwaalde sperziebonen en drie gebakken eieren, sunny side up. Met name dat laatste ten teken dat volkomen ongevaarlijke en door de voedingsraad goedgekeurde gerechten niet de voorkeur genieten van de gemiddelde bezoeker van een restaurant als dit. Wel waarderen die in het algemeen de op de uitsmijter verdwaalde ring ananas uit blik.
En dat is maar goed ook, want een gebakken ei dat, ter doding van de eventuele salmonellabacteriën in de eidooier, even is omgekeerd in de pan, dat eet voor een man niet lekker. En een man, dat is de weinig genderneutrale bezoeker van dit café, dat vanaf 12 uur volstroomt met lunchers uit (schat ik vrijblijvend) het bouwvak en de agrarische sector, met een lichte sprenkeling van mensen die wellicht tot de categorie ‘vertegenwoordigers’ horen, en ook wel van zogenaamde pensionado’s, want anders had ik er niet gezeten, natuurlijk.
De meeste mannen eten iets dergelijke als boven omschreven uitsmijter, zie ik in het voorbijgaan. De kaart biedt het vertrouwde gezicht van saté met brood en kroket met brood, diverse salades – waarbij salade Bokkenrijder, met geitenkaas – veilige soepen en, heel modern, hamburgers, tosti’s en rijk belegde pistoletjes. Ik heb de kaart niet van buiten geleerd, maar het zou me niet verwonderen als spareribs ook de mogelijkheden behoort. Met een paar blaadjes sla.
Ik stel me voor dat hier nog niet zo lang geleden de jeneverglaasjes al vroeg in de ochtend op tafel kwamen, maar ik heb ze nu niet gezien in het café, ze zitten allemaal grote mokken koffie te drinken – hoewel me eerder gebleken is dat desgewenst een heel bruikbare cappuccino wordt geserveerd bij een mooi puntje appeltaart.
Ikzelf drink bier. Alcoholvrij bier, moet ik daar haastig aan toevoegen en kijk enigszins besmuikt om me heen.
Vagelijk herinner ik me van die cafés waar je de usual suspects tegen uiterlijk half elf al zag happen in de eerste goudgele rakker, nadat eerst de begeleidende kopstoot eraan heeft moeten geloven. Maar ja, toen stond er nog een vermoeide en illusieloze uitbater achter de tap, nog net niet zijn eigen beste klant. Nu zijn het twee kwieke jongedames die de vlotte bediening vormen en net zo makkelijk alcoholvrij bier als mineraalwater en koffie serveren.
Kortom, het oude café aan de haven leeft nog, als ligt het ergens in Midden-Limburg, een op donderdagmorgen in de herfst op zijn voordeligst uitpakkende er niettemin bijkans uitgestorven landstreek.
Op de nabije A2 razen de donkerblauwe en zwarte Audi’s met zwaailicht van het Amsterdamse parket voorbij, ten einde daadkrachtig in te grijpen in de Mocro-machinaties. Waarvan ze hier natuurlijk vinden dat men dat soort dingen misschien beter gewoon tot Amsterdam zou kunnen beperken.
Vind ik in elkk geval wel.
Ik laat het brood en de ananas liggen, antwoord op de desbetreffende vraag of het gesmaakt heeft: ‘Ja, het was lekker, maar wel wat veel,’ want ik ben trots op een lichte nuffigheid – ik drink ook wel eens bubbels en witte wijn – en betaal met de PIN.
Nog even en de moderne tijd slaat hier ook onomkeerbaar toe, de eerste tekenen zijn er al.
Nog maar gauw een kleine lofrede tikken dan.