Deze week zag ik een tweet die, vermoedelijk onbewust en hopelijk onbedoeld een ernstig probleem suggereerde dat ontstaan lijkt door de affaire met Harvey Weinstein. Daarin werd een gebeurtenis beschreven waarin meisjes op school slachtoffer waren geworden van ongewilde seksuele benadering door jongens. ‘De jongens zwegen. De leerkracht ook.’
En dan begint het al.
Want als ik opmerk dat met de inhoud van dat citaat bedoeld zou kunnen worden dat de jongens in de klas en de leerkracht door hun stilzwijgen schuld bekenden, ben ik dan zelf schuld aan het bekennen? En als je denkt: ze zwijgen want ze hebben er niks over te zeggen omdat ze zelfs er nog nooit maar aan gedacht hebben een meisje of vrouw tegen haar wil seksueel te benaderen, ben je dan bezig de daden van daders te vergoelijken? En als je vervolgens zelf een stukje schrijft waarin je uiteenzet hoezeer je zelf weinsteingedrag vanzelfsprekend afwijst of uitdrukkelijk verafschuwt, dat een signaal is dat er ook met jou uitgekeken moet worden?
Een belangrijk probleem in deze hele geschiedenis: wat de een ongewenst vindt, vindt de ander ‘niet erg’ of ‘niet de moeite waard’. Gisteravond hoorde en zag ik Carina, de weduwe van Jan Wolkers, zeggen dat ze het meestal niet zo erg vond als ze weer eens met Jan en een andere vrouw in bed terecht kwam. (‘Ik lag er naast, of eronder.’) Iets dergelijks, maar dan iets afstandelijker, schrijft Sylvia Witteman vanmorgen in de Volkskrant over een gebeurtenis in een volle trein: ‘Die hand op mijn bil was vast per ongeluk geweest. Toch een heel klein beetje jammer’.
Mij hoor je intussen niet ontkennen dat het bestáát. En dat het heel vervelend is. Ik moet daarbij natuurlijk denken aan de collega’s die zich dágen voor de Nieuwjaarsreceptie op het werk erop verheugden de vrouwelijke collega’s eens lekker te mogen knuffelen en kussen. Dat waren meestal toch de losers die weinig kaas hadden gegeten van de hoffelijke omgang met vrouwen waardoor je je – ik spreek uit ervaring – op een voor beide zijden aangename manier in de aandacht van de aanwezigen aanbeveelt. Wie kent niet de licht hoofse conversatie op zo’n bijeenkomst waarbij beide zijden genieten van de daardoor opdoemende enigszins erotische sfeer?
Maar niettemin: iedereen heeft wel een kennis die door de vrouwen die je verjaardagsfeestje bezoeken aangeduid wordt als ‘de foute buurman’, wiens gezelschap ze liefst vermijden. En terecht. Hoewel mijn foute buurman in mijn ogen hoogstens ietwat ‘aanrakerig’ was – maar wie niet aangeraakt wil worden moet daarin uiteraard gerespecteerd worden.
Deze laatste opmerkingen maken mijn uiteraard opnieuw verdacht, en ik ga het vuurtje dan maar verder opstoken: ik mag graag naar vrouwen kijken en ik heb dat blijkbaar al lang: mijn moeder en oudste zus (ze was acht jaar ouder dan ik) plachten over mij op te scheppen dat ik ‘met acht jaar al naar vrouwenbenen keek’, en inderdaad, ik kan mooie vrouwenbenen nog altijd zeer waarderen. (Sommige vrouwen hebben mannenbenen, maar daarover wellicht een andere keer.)
Alles uiteraard in het openbaar en op afstand.
Kan ik het helpen dat ik oog heb voor schoonheid en harmonie?
Nou dan.
Waarna ik nog wil toevoegen: dit alles staat natuurlijk toch heel ver af van de sfeer in Hollywood, waar een monsterachtig lelijke kerel zijn macht gebruikte om duidelijk te maken: filmster word je alleen via mijn bed.
In Hollywood werkten al sinds het begin van de cinema honderden min of meer goede filmsterren van beiderlei kunne. Ik hoop maar dat er ook wel een paar bij zijn of waren die dat niet zijn geworden via het bed van de producer.
_________